In augustus 2022 trokken het lief en ik voor 6 dagen naar Spaans baskenland. We verbleven in de bruisende stad Bilbao om gezapig te citytrippen en combineerden dit met uitstappen naar San Sebastian en de kasteelrots San Juan de Gaztelagutxe.
Tijdens onze laatste volle dag in Bilbao hadden we nog wat tijd over en besloten we de metro te nemen voor een kort uitstapje naar de Vizcayabrug die op de Unesco werelderfgoedlijst staat. Mooie, speciale bruggen krijgen altijd snel een plekje in mijn hart dus ik vond het wel de moeite om eens dichterbij kennis te maken.
Hoe geraak je?
Er zijn ongetwijfeld verschillende opties: met de fiets of zelfs per boot? Maar wij namen dus de metro tot in het station Areeta. Van daaruit is het nog een kleine 5 minuten recht op recht wandelen tot aan de brug. Je betaalt 1,90 voor een enkeltje met de metro.
De Vizcayabrug
De Vizcayabrug, ook wel puente colgante genoemd, is de oudstezweefbrug ter wereld die het stadje Portugalete verbindt met Getxo over de rivier Nervion. Het is enige manier om over te steken in de weide omgeving.
De brug is van 1883 en gebouwd door Alberto Palacio (zalig toch als je zo heet?), een leerling van Gustave Eiffel himself.
De brug is enkel over te steken in de hangende gondel die zowel mensen als hele voertuigen naar de overkant brengt. Nog steeds kan je elke 8 minuten een gondel nemen. Daar had ik niet zo veel zin in, want ik heb het niet op hangende wiebelende dingen. Al moet ik toegeven dat het er best stevig en stabiel uitzag.
De grote rode metalen constructie doet wel wat aan de Eiffeltoren denken en het is ook gewoon best indrukwekkend om dit enorme gevaarte bezig te zien om die ene -relatief kleine- gondel telkens naar de overkant te brengen.
De zweefbrug is bedacht om het drukke scheepvaartverkeer eind 19de eeuw niet te veel te storen. Een gewone oversteekbrug (is dat een woord?) zou ervoor zorgen dat deze voortdurend naar omhoog moest en dat schepen dus ook moesten wachten.
Je zou een bezoek aan deze brug kunnen combineren met een halve dag in Getxo, waar je het strand op kan of in het haventje kan rond wandelen. Wij namen alweer de metro terug naar Bilbao.
Is het de moeite waard? De puente colgante stond niet vooraan op mijn Bilbaolijstje, maar we waren er lang genoeg om het mee te pikken. Het is in ieder geval een bijzonder zicht zo’n zweefbrug en als je van bruggen of metalen constructies houdt zeker interessant. Je bent er vanuit de stad ook zo snel met de metro dat het zonde zou zijn om het over te slaan.
Wat is de meest speciale of mooiste brug die jij al eens gezien hebt? Bij mij is de Kettingbrug in Boedapest een grote favoriet.
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
Zoals je al kon lezen in mijn jaaroverzicht ging ik afgelopen zomer met een vriendin twee dagen naar Parijs. Het was regenachtig met af en toe wat zonneschijn. Omdat het een van de eerste keren van mijn vriendin in Parijs was, deden we vooral de highlights aan. Over veel zaken schreef ik al, maar ik ontdekte ook drie nieuwe plekjes, waarover ik vandaag graag wat meer vertel.
De Montparnasse toren
We sliepen in Graphik Montparnasse, een niet zo duur boutique hotel met fel gekleurde kamers en gangen gelegen in – je raadt het al – de wijk Montparnasse. Niet meteen het centrum van de stad, maar wel makkelijk bereikbaar met de metro.
En omdat we er natuurlijk vlakbij sliepen, boekten we last-minute toch nog een laatavond toegang tot de befaamde toren. Om jezelf van een plekje te verzekeren boek je best online, wij betaalden 21 euro per persoon. We reserveerden om 21u30, het laatste tijdslot van de dag.
Nadat de security je tassen controleert mag je in een lift, één van de snelste waar ik ooit in heb gezeten. Je gaat in 38 seconden (!) naar de 56ste verdieping waar je iets kan drinken in de bar en achter glas van het uitzicht kan genieten – een alternatief voor bij regenweer. Maar bij ons regende het niet meer en dus namen we nog enkele trappen naar helemaal bovenaan.
Het uitzicht is uiteraard prachtig, zeker in de avond kan je zo de Lichtstad in alle betekenissen van het woord bewonderen. De Eiffeltoren spot je meteen, net zoals het Louvre, het Pantheon, de Notre-Dame of in de verte de Sacre-Coeur. In het daglicht moet het een andere beleving zijn en kan je meer detail zien. Maar in het donker zie je de enorme hoeveelheid aan licht(vervuiling) en dat heeft wel iets rustgevend.
Zicht op het Louvre
Geen goedkope activiteit, maar wel hét uitzicht van Parijs wat mij betreft. Ik zou nog eens terug willen, maar deze keer dan eens in de dag.
Een bezoekje aan het Pantheon
De tweede dag starten we in de jardin du Luxembourg, één van mijn favoriete plekken in de stad.
Van hieruit wandelden we naar het pantheon. Oorspronkelijk gebouwd als kerk, maar na de Franse Revolutie werd het in gebruik genomen als begraafplaats van grote Fransen. Boven de ingang van het Panthéon staat daarom de tekst Aux grands hommes la patrie reconnaissante, oftewel ‘Voor de grote mannen, het dankbare vaderland’. Mannen uiteraard, want we zijn de 18de eeuw.
Om binnen te gaan kan je op voorhand een ticket reserveren, dan mag je in de quick lane. Wij hadden geen ticket en schoven dus wel een half uur aan om binnen te kunnen. Een ticket kost 13 euro.
De buitenkant van het gebouw is in neoclassicistischestijl en moest gaan lijken op het pantheon in Rome, maar de koepel heeft meer weg van de St. Paul’s Cathedral in Londen. De Korinthische zuilen doen weer wel Romeins, of zeg maar Grieks, aan. En die zuilen komen ook in het interieur terug. Binnen springt onmiddellijk de grote koepel in het oog. De binnenkant is verder eerder neogotisch te noemen.
Onder de grote koepel vind je ook de slinger van Foucault. Door een gewicht aan een touw te hangen leverde Foucault het bewijs dat de aarde om de zon draait. Ik ben zelf niet zo’n natuurkundige, maar vond het wel boeiend om die slinger te zien bewegen.
De kerk is echt enorm groot en mooi. Ik hou wel van dit eerder sober, maar toch indrukwekkende interieur. Je kan daarnaast afdalen naar de crypte waar het echte mausoleum is. O.a. Voltaire, Rousseau, Zola, Hugo, Monnet en Dugas liggen er begraven. En toch ook vijf vrouwen die ik graag alle vijf bij naam noem: Marie Curie, Geneviève de Gaulle-Anthonioz, Germaine Tillion , Simone Veil en Joséphine Baker (nog maar sinds 2021). Grote vrouwen, ze bestaan dan toch ;).
Mooi gebouw dus, zeker een bezoekje waard.
Binnenkijken bij de Grote Moskee
Al wandelend door Quartier Latin waren we op weg naar de Grote Moskee, niet zover van Jardin des Plantes. Voor drie euro kan je het gebouw bezoeken. Het is de grootste moskee van Frankrijk en de op twee na grootste van Europa, de term Grande dus zeker waardig. De bouwstijl is Mujedar, wat ik herkende van Sevilla. Denk: tegeltjes, binnentuinen met fonteinen en een zeer versierde minaret.
We wandelden er even rond. Het was er best druk. Er is een afgesloten gebedsplek, maar de andere delen van het gebouw staan in het teken van het toerisme.
Zeker een bezoek waard. Ik ben een Mujedar fan en het feit dat het zonnetje er net doorkwam toen we door de tuin liepen was een geluksmomentje.
Wat we daarnaast nog deden
We wandelden van Trocadero helemaal naar de Tuilerieën en het Louvre zoals beschreven in deze wandeling (de Arc Du Triomphe lieten we wel achterwege).
Vanaf het Louvre wandelden we dan in de namiddag richting jardin du palais royal, île de la cité, door de straten van le Marais om uiteindelijk op Place Des Vosges te eindigen. Dat was ongeveer deze wandeling.
In maart 2023 trokken Leen en ik eindelijk nog eens op citytrip. We kozen voor Firenze – de hoofdstad van Toscane, van de Italiaanse renaissance en van pasta, pizza en gelato. Cultuur meets lekker eten, de ideale combo.
Nadat we een voormiddag in de voetstappen van de Medici stapten in de San Lorenzo wijk, bleek er nog veel meer te ontdekken in deze buurt. En de Duomo stond uiteraard ook hoog op de lijst.
Mercato central
De mercato central is de overdekte markthal van Firenze zoals je ze wel vaker in het zuiden van Europa kan vinden. Struin door de versmarkt of geniet er van een lunch op de eerste verdieping. Rondom het gebouw staat er bijna dagelijks een leermarkt – van het toeristische type – handtassen, portefeuilles, en al wat je in leer zou kunnen maken, wordt er verkocht. Ik probeer zelf het bezit van leer zoveel mogelijk te vermijden dus ik kocht er alleen leuke postkaartjes.
Ondertussen konden we wel een lunch gebruiken. De Momo leidde ons naar SimBIOsi, een kleine pizzeria met een grote houtoven en goede biologische wijn. Als ik naar één plek terug wil voor het eten, is het zeker deze plek. Een aanrader om op je lijstje te zetten dus.
Dessert haalde we aan de overkant bij het ijszaakje Mysugar en – amai!- ook dat ijs was goddelijk. Ik hou zo van Italië.
Ietwat verborgen omdat het wat verder uit het centrum is, ligt het Chiostro dello scalzo. Je wordt er verwelkomd door een non en mag dan gratis deze kloostergang bezoeken. De muren bevatten fresco’s in zwart-witte tinten die het levensverhaal van Johannes De Doper vertellen. Bijzonder!
De kloostergang is wel enkel open in de voormiddag en op weekdagen. Hou daar dus rekening mee in de planning. Plannen in Italië met hun vreemde openingsuren is sowieso een must. Iets dat we leerden toen we voor de gesloten deuren van zowel de botanische tuin (enkel in het weekend) en Museo di San Marco (enkel voormiddagen) stonden. Daarvoor moet ik dus nog eens terug, maar misschien is het wel open als jij er bent?
Op naar de Duomo dan maar! De Santa Maria del Fiore – kortweg Duomo – is hét iconische gebouw van de stad. In de 13de eeuw begon de bouw en het is vooral de enorme koepel ontworpen door Brunelleschi in opdracht van de Medici’s die de aandacht trekt. Ik heb al veel grote kerken gezien, maar door de manier waarop deze is neergezet – naast gewone rijhuizen – lijkt het echt een immens gebouw. Wat het ook is, maar er zijn nog grotere kerken (waaronder de Sint-Pieter in Rome).
De kerk zelf is gratis te bezoeken, maar er staat wel altijd een wachtrij. Pas trouwens op dat je in de juiste wachtrij staat want daarnaast zijn er nog 5 andere rijen voor betalende bezienswaardigheden: zo kan je de koepel én de klokkentoren beklimmen, is er een museum over de Duomo (dat naar het schijnt wel echt de moeite is) en ook de Battistero kan je bezoeken. Hier vul je alleen al een volledige dag mee als je al deze dingen zou doen.
De Battistero is de doopkapel en heeft enorme bronzen deuren. Die staat aan de overkant van de kerk. De voorgevel van de Duomo is trouwens veel later gezet dan de koepel. De giotto of klokkentoren staat ernaast en lijkt deel uit te maken van de kerk, maar eigenlijk staat die toren ook apart.
Hoe mooi gedecoreerd de kerk er vanbuiten ook uit ziet, binnen is het interieur veel soberder. Enkel de koepel is volledig beschilderd met fresco’s van Vasari die het Laatste Oordeel afbeelden. Ze laten best wat volk binnen en niet iedereen is even stil – dat is zacht uitgedrukt – maar wij wandelden wel even rond en bekeken vooral de koepel in detail.
De Duomo is zo’n indrukwekkend gebouw dat je het vanaf bijna elke straathoek in Firenze te zien krijgt. Het is er dan ook altijd druk, al viel dat in maart beter mee dan ik had gedacht.
Hierna gingen we uitgebreid aperitieven (dat hoort erbij als je in Italië bent). En we aten opnieuw pizza (oeps ^^) bij Berbere in San Frediano – die pizzadeeg maken op basis van zuurdesem. Heel lekker! En zo kwam er een einde aan onze tweede dag in Firenze.
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In augustus 2023 trokken het lief en ik voor onze zomervakantie niet naar de zon, maar naar (Noord)-Ierland – waar we alle seizoenen meemaakten. Vliegen deden we op Dublin, waar we de stad even verkenden, om daarna door te reizen naar Belfast om het woelige verleden van Noord-Ierland en de prachtige natuur te ontdekken.
Vorige keer vertelde ik al over de bezienswaardigheden uit het centrum van Dublin. Op onze tweede dag besloten we al meteen een daguitstap te maken. Ons oog viel op de Howth cliff walk: een wandeling langs de kliffen van het vissersdorpje in Howth.
Hoe geraak je in Howth?
Howth is heel eenvoudig te bereiken vanaf het centrum van Dublin. Je neemt hiervoor de DART trein die verschillende stops in de stad heeft (o.a. Pearce, Tara Street en Connolly). Een heen en terug ticket kost amper 5 euro per persoon en je bent ongeveer een half uur onderweg voor je aan het eindstation Howth aankomt.
Welke wandelingen zijn er in Howth?
Er zijn verschillende opties voor je Howth cliff walk, afhankelijk van de afstand die je wil doen en wat je wil zien. Je vindt ze op de website van Howth. Wij deden uiteindelijk de blauwe wandeling: The Tramline loop van 7km. Die neemt je net als de andere drie wandelingen mee over de kliffen tot op het hoogste punt waarna je terug afdaalt naar het dorp via een oude tramlijn die nu een mooi wandelpad is.
The Howth cliff walk: onze ervaring
Wanneer je de trein uitstapt staat er ook meteen een kaart die je kan helpen om een wandeling te kiezen, of je beslist net als ons pas boven op de top. Eerst wandel je een stuk door het vissersdorp Howth en zo kom je aan de kleine haven.
Meteen daarna ga je via een asfaltweg best steil naar omhoog. Ik had er eigenlijk een foto van moeten nemen. Van een kuitenopwarmer kan je niet spreken, eerder meteen een stevige kuitenbijter. Maar zo steil werd het maar één keer, als dat een geruststelling kan wezen. Redelijk snel daarna kom je op een zandpad terecht langs de kliffen. Toen wij er waren scheen de zon volop en stonden de bloemen ook in bloei.
Het lijkt op alle foto’s alsof er nooit mensen in de buurt zijn. Dat was wel het geval. En je kan niet altijd makkelijk passeren. Op bepaalde punten was het daardoor even druk te noemen. Maar het viel allemaal best mee. En wij waren er in augustus, dat is natuurlijk hoogseizoen.
De eigenlijk kliffen vond ik best mooi. Verwacht niets spectaculair, maar soms was de afgrond toch best hoog en het uitzicht daardoor prachtig.
Meer naar het einde krijg je een zicht op de Bailey lighthouse. De langste wandeling (de paarse) breng je daar naartoe, maar ik had gelezen dat die terugwandeling heel saai was.
En de zon scheen volop toen we naar het hoogste punt van de kliffen, het car Summit car park (jawel gewoon een parking) klimden. Dus mijn kaars was stilaan uit moet ik toegeven.
Uitzicht op het dorp en het eilandje voor Howth vanaf de tramlijn route.
We besloten toen de afdaling via de oude tramlijn te nemen. Je kan ook terug via de kliffen (dat is de kortste wandeling). Maar de tramlijn bleek een goede keuze. We waren bijna de enige die deze route namen, het was dus er dus rustig. En de route is mooi aangelegd.
Het nadeel aan een klein vissersdorp dat wordt overspoeld door toeristen is dat de eetplekken er allemaal toeristisch zijn. Wij ploften neer bij The House restaurant, maar het eten viel wat tegen (en de prijzen ook).
We passeerden deze leuke elektriciteitskasten in het dorp.
Na een deugddoende lunch namen we terug de DART trein naar Dublin. Ik vond Howth echt de perfecte daguitstap. Het is een super mooie wandeling die qua niveau heel goed doenbaar is. Aanrader dus voor wie een dagje uit de stad wil.
Heb jij nog een Dublintip?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In juni 2022 trok ik nog eens naar mijn favoriete stad Londen. Omdat ik al wel vaker over de Britse hoofdstad heb verteld, focus ik voor deze trip in mijn verslagjes op de nieuwe dingen die ik er heb gedaan.
En voor de trip van 2022 is dit het voorlopig laatste berichtje. Op onze voorlaatste dag wilden we graag een nieuwe wijk/plek verkennen. Het was stralend juniweer en de keuze viel op Greenwich, waar verschillende musea te bezoeken zijn en ons ook een prachtig uitzicht werd beloofd.
Hoe geraak je in Greenwich vanuit Londen?
Er zijn verschillende manieren om in Greenwich te geraken: per metro, per boot, of met de DLR (de Docklands Light Railway). Aangezien wij dichtbij The Tower sliepen kozen we om aan Tower Gateway de DLR te nemen, via een korte overstap konden we dan uitstappen aan het station Cutty Sark. Dat is echt vlakbij de belangrijkste bezienswaardigheden.
De gewone metro (jubilee line) viel voor ons af omdat je dan eerder aan de O2 arena aankomt en het water nog over moet. De boot wilden we graag terug nemen, maar het was chaos aan de loketten -inclusief wachtrij- dus we namen opnieuw de DLR terug. De DLR betaal je gewoon met je Oyster Card. Ben je niet in de buurt van The Tower, dan kan je in het metrostation Bank ook op diezelfde DLR stappen.
In Greenwich is best veel te doen. Je vermaakt je er al snel een volledige dag. We bezochten The queen’s house en de Old Royal Naval College met painted hall, maar er is dus nog veel meer keuze. Ik lijst de belangrijkste zaken even op.
The queen’s house
Inigo Jones is de architect van dit witte optrekje dat is gebouwd in opdracht van James I voor zijn vrouw Anna Van Denemarken. Het was het eersteclassicistischegebouw in het Verenigd Koninkrijk.
Het is ook Anna die ervoor heeft gezorgd dat de Old Royal Naval College vandaag de dag zo’n speciale tweelingenstructuur heeft. Zij wou namelijk niet dat het nieuwe gebouw haar het zicht op de Thames afnam en dus moest er een doorgang blijven. Deze unieke structuur maakt dat de Naval College UNESCO beschermd is geraakt omdat het uniek in de wereld is. Bedankt daarvoor Anna.
Alleen heeft Anna zelf nooit van The queen’s house kunnen genieten. Ze was al overleden voor de bouw voltooid raakte. Haar opvolgster, de française Maria Henrietta, was daardoor de eerste koningin die er haar intrek nam. Maar ook dat was van korte duur. Haar man was de befaamde Charles I, die werd onthoofd door Oliver Cromwell en zijn volgers.
Vandaag is The queen’s house een kunstmuseum. Het is gratis te bezoeken, gewoon even reserveren op voorhand. Wij waren er bij opening en er was nog niemand.
Het eerste deel van de kunstcollectie is meestal een tijdelijke expositie, voor je naar de meer permanente collectie gaat. De middelste kamer heeft niet alleen een magnifieke vloer en hoog plafond, maar ook een prachtig uitzicht op The Thames. Elke ruimte vond ik mooi opgebouwd en de inkleding is in elke zaal wel wat anders.
Topstuk uit de collectie is het Armada Portret van Elizabeth I. Het is een schilderij vol progandasymboliek dat The virgin queen heel bewust heeft laten opmaken. Hoewel ik een echte Tudorfan ben, is Elizabeth I niet mijn favoriete figuur. Maar het Armadaportret is wel by far mijn favoriete beeltenis van Elizabeth (en zij heeft er veel). Ik stond er dus wel een tijdje naar te kijken om alles in mij op te nemen. Alleen al voor dit schilderij is een bezoek de moeite waard.
Iets minder een kunstfanaat? Dan ben je misschien wel geïnteresseerd in The tulip’s stairs. Dit is de eerste op zichzelf staande draaitrap die ooit in het Verenigd Koninkrijk is gebouwd. Er is ook in de jaren 60 een foto genomen waarop een geest zou te zien zijn.
The queen’s house was helemaal mijn ding, maar dat kon je al wel voorspellen denk ik :). Op een dik uurtje ben je er rond. Dit is echt nog niet zo’n toeristische trekpleister als vele andere gratis musea in en rond Londen. En dus heb je het met momenten helemaal voor jezelf.
Old Royal Naval College
Op bovenstaande foto zie je heel goed de tweelingkoepels met achteraan in het midden The queen’s house. Op deze site stond oorspronkelijk een Tudorpaleis waarin zowel Henry VIII, Mary I en Elizabeth I zijn geboren. Maar dat paleis raakte in verval. Uiteindelijk waren er plannen door vooral Charles II om iets met de site te doen. Het begon met de bouw van een koninklijk ziekenhuis voor scheepvaarders. Uiteindelijk was het Christopher Wren die het plan uittekende voor het huidige gebouw. Wat later werd het de meest prestigieuze maritieme school van Europa. Vandaag huist er o.a. nog een muziekschool.
Een bezoek aan de site is gratis. Er is een bezoekerscentrum met heel wat uitleg over de historiek van de gebouwen. Enkel voor the painted hall moet je betalen en dat kan ik alleen maar aanraden.
Je kan de Old Royal Naval College herkennen uit heel wat tv-series en films zoals The Crown, Poldark, Pirates of the Caribbean, Cinderella, Thor, Lara Croft…
The painted hall
Het is eigenlijk ongelofelijk dat the painted hall niet bekender is en niet op de cover van elke reisgids over Londen staat. Toegang kost 12,50 pond per persoon. Daarin zit een audiogids inbegrepen, of je kan aansluiten bij een begeleide tour. En naast de painted hall tour, kan je ook een algemene tour volgen over ‘500 years of history’.
Adembenemend is het correcte woord.
The painted hall werd in de 18de eeuw bedacht en geschilderd door James Thornhil in opdracht van het koningskoppel William en Mary. Het is uiteindelijk na hun dood en die van Queen Anne, dat de eerste koning van de Hanover dynastie, George I, de hal verder laten afwerken. En daardoor werd het een soort propagandawerk voor die nieuwe dynastie, die onder vuur stond.
Het is eigenlijk echt onmogelijk om de pracht van deze ruimte te beschrijven. En het feit dat dit allemaal zo bewust in elkaar is gestoken is nog meer verbazingwekkend. Onze tourgids wees ons soms op de kleinste details die meer vertelden over het doel van de beschilderingen. The painted hall is als het ware echte koninklijke propaganda en het doel ervan is om je mond te doen openvallen, en daar zijn ze wel in geslaagd.
Wij sloten wat later ook nog aan bij de 500 years of history tour waarbij een gids ons nog wat meer vertelde over de Old Royal Naval College en we ook in de kapel van de school mochten. Ik vond het dus zeker de moeite om voor the painted hall een ticketje te kopen.
Greenwich park & Royal Observatory
Greenwich park is een groene ader in Groot-Londen. Hier kan je heerlijk picknicken. Of omhoog wandelen naar de Royal Observatory. Het is even een klim, maar je wordt beloond met een mooi uitzicht op The queen’s house, the Old Royal Naval College, Canary Wharf en in de verte the city of Londen.
Uitzicht vanop de Royal Observatory
Ook de nulmeridiaan loopt door het park en je kan een klein stukje vinden dat niet deel is van het observatory museum.
Op de nulmeridiaan
Het Royal Observatory zelf is ontworpen door Wren en het planetarium zou ook een bezoek waard zijn. Dat is voor een volgende keer.
National Maritime museum
Nog een gratis museum. Over scheepvaart. We zijn er zelf niet meer geraakt, maar het staat wel nog op het lijstje voor een volgend bezoek aan Greenwich. Zou ook een aanrader zijn om met kinderen te doen. En scheepvaart is wel een thema dat me sowieso boeit.
Cutty Sark
De Cutty Sark is de enige overgebleven theeklipper ter wereld. Het schip is van Schotse makelij, stamt uit de 17de eeuw en werd gebruikt om thee te voeren vanuit China naar Europa. Van buitenaf heb je alvast een goed zicht op hoe immens het is, maar je kan het schip ook bezoeken. Ideale kinderactiviteit lijkt me, al is de toegang best prijzig. Wij lieten het dus aan ons voorbij gaan.
Naast al deze bezienswaardigheden kan je ook het kleine centrum van Greenwich in wandelen. Er zijn verschillende pubs om iets te eten en soms staat er ook een street food markt. Koffie en ontbijt vonden wij bij 15 grams coffee en een lekker ijsje bij Dark Sugars.
Ik ben redelijk zeker dat ik op een dag terugkeer naar Greenwich!
Ben jij al eens in Greenwich geweest?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In augustus 2023 trokken het lief en ik voor onze zomervakantie niet naar de zon, maar naar (Noord)-Ierland – waar we alle seizoenen meemaakten. Vliegen deden we op Dublin, waar we het even verkenden, om daarna door te reizen naar Belfast om het woelige verleden van Noord-Ierland en de prachtige natuur te ontdekken.
Uiteindelijk sliepen we twee nachten in Dublin en waren we er dus tweeënhalve dag, waarvan we ook een dag in Howth doorbrachten. Van de luchthaven geraak je makkelijk in de stad met de bus (lijn 784 of 782 afhankelijk van waar je wil afstappen). Je betaalt dan 10 euro per persoon.
Ons hotel was het Marlin Hotel aan St. Stephen’s Green. Het hotel was zeker in orde, maar de matras was absoluut niet goed voor onze rug. Ik zou er om die reden niet terug boeken. De locatie was wel goed.
We hebben dus vooral een eerste sneak peek gekregen van de stad Dublin en die deel ik graag met jullie. Er is nog veel meer te zien en te doen in de Ierse hoofdstad natuurlijk.
St. Stephen’s Green
Omdat we er vlakbij sliepen was St. Stephen’s Green één van de eerste plekken die we bezochten. Het is een rechthoekig park in Engelse stijl, dat ooit een executieplaats was en ook tijdens de Paasopstand van 1916 een belangrijke rol speelde. Nu is het een groene long in de stad.
Iveagh Gardens
Niet heel ver weg van St. Stephen’s Green vind je het iets kleinere en minder bekender park Iveagh Gardens. Ik had mij laten vertellen dat dit een nog mooier park was.
Met een mooie rozentuin, fonteinen, een waterval en een grote open grasvlakte is dit volledig omheinde park een favoriete lunchplek van locals – dat merkte je ook toen wij er waren en de zon volop scheen.
St. Patrick’s Cathedral
St. Patrick’s Cathedral is een Romaanse kerk gewijd aan de patroonheilige van Dublin – en bij uitbreiding van Ierland – Saint Patrick. De kerk ontstond in de 11de eeuw, maar was niet de enige. Vandaag is Dublin een stad met twee kathedralen – want ook de nabijgelegen Christ Church mag zich kathedraal noemen – en dat is best uniek.
St. Patrick’s is echter de bekendste en heeft een meer klassieke inrichting. Een leuk weetje is dat Jonathan Swift, de schrijver van Gulliver’s Travels, ooit decaan is geweest van de kerk.
Je betaalt 9 euro per persoon voor een bezoek. Je krijgt een audiogids waarvan ik de invulling niet geweldig vond (heel katholiek, wat natuurlijk past bij het nog altijd zeer gelovige Ierland). Het was er ook heel druk, veel drukker dan bij Christ Church. Maar de vloer in deze kerk vond ik echt prachtig en ook de Romaanse elementen waren helemaal mijn ding.
Christ Church Cathedral
Na Saint Patrick, wilden we dus ook een bezoek brengen aan de andere kathedraal. Ook deze kathedraal is gebouwd in de 11de eeuw, maar dan door de vikingen. Deze kerk staat dan ook in het hart van middeleeuws Dublin en is te herkennen aan de boog over de nabije straat. Zo wordt de kathedraal verbonden met het Dublinia museum dat meer vertelt over de overheersing van de vikingen.
Een bezoek kost 10,50 euro per persoon en ook hier krijg je een audiogids. Het was er veel rustiger. Op veel plekken in de kerk vind je de beeltenis van de Foxy Friars (twee vossen verkleed als monniken) – wat een symbool van deze kerk is geworden.
Naast de kerk, kan je ook de crypte bezoeken waar je voornamelijk een exemplaar van de Magna Carta kan bewonderen – het belangrijkste geschreven document uit de Engelse geschiedenis waarin de koning voor het eerst macht afgaf aan een geselecteerde groep van burgers. Christ Church deed dienst als decor voor series zoals The Tudors en Reign – daarvoor moet ik die dus nog eens terug bekijken.
Er zijn nog heel wat andere kerken in de stad, zo staat vlakbij Christ Church de St. Audoen in een mooi parkje – deze keer gingen we niet binnen.
Dublin Castle
Alleen kerken in Dublin? Think again. Zo kan je ook Dublin Castle verkennen. En dat is niet echt een traditioneel kasteel zoals de naam doet vermoeden. Eigenlijk is het een geheel van gebouwen dat lang het politieke hart vormde van het middeleeuwse Dublin, maar nu is opgesplitst tussen regeringsgebouwen en een museum.
Wij gingen nergens naar binnen. Op het binnenplein staat ook een grote stenen tijger – waar ik nog niet echt van heb kunnen afleiden waarom precies. Mij viel vooral de mooie gotische Royal Chapel op – die deed denken aan ons bezoekje aan Windsor Castle.
Vind je ook in de buurt van Dublin Castle: de Chester Beatty Library en een mooi park ervoor. Voor veel van de musea binnen zal ik nog eens moeten teruggaan.
Temple Bar
Op naar de befaamde Temple Bar dan maar. Ik had in mijn hoofd dat dit verschillende middeleeuwse straatjes waren met veel pubs en ambiance. Blijkt dat het toch vooral om één straat gaat, die evenwijdig loopt met de rivier Liffey en dat de ambiance zich vooral rond die ene pub Temple Bar voordoet. Dit vond ik dus wel een teleurstelling.
Random mooi gebouwLove Lane
Gezelligheid vonden wij dan meer in bv. het graffitistraatje Love Lane en langs de rivier Liffey. Ook passeerden we de majestueuze City Hall.
De City Hall
Ha’ Penny Bridge
Steden aan een rivier zijn altijd fijn en hebben meestal wel één bekende brug. In Dublin is dat de Ha’Penny Bridge – een voetgangersbrug die je vroeger voor een halve penny mocht oversteken. Vandaag is oversteken gratis en is het over de koppen lopen. Witte bruggen zijn altijd moeilijk op de foto te zetten en ik vind deze eigenlijk niet zo speciaal. Nogal zeer fel versierd.
Op de tweede foto zie je de rivier Liffey met de koepel van de Four Courts, het gerechtshof.
Zoals je misschien merkt aan mijn tekst, voelde ik niet meteen de vibe met Dublin. Dat zou later wel wat beter worden, maar dit zijn de beelden van de eerste dag waar we dus vooral twee mooie kerken bezochten en verder proefden van het meest toeristische stuk van de stad. Ik kan er niet echt de vinger opleggen wat ik miste. Local leven en een beetje authenticiteit denk ik. We wandelden op een gegeven moment wel door een straat vol antiekwinkels met wat meer local pubs – maar omwille van de feestdag (het was 15 augustus) was veel gesloten.
Food en drinks
Eten is altijd belangrijk. Hierbij een lijstje met fijne plekjes die wij aandeden.
Wijn dronken bij we bij Sfuso, kan je zeker ook lunchen of bestel een tapasplank.
De echte aanrader is de Italiaanse pastaplek Sprezzatura, volledig uit het centrum. Je eet er versgemaakte pasta voor een tientje, dat laat budget over voor een dessert.
The ramen bar heeft een interessant lunchmenu van 15 euro met een kom ramen waarvan je de bodem niet kan zien.
The porthouse biedt Spaanse tapas, porto en wijn in een gezellige setting.
Pizzaplek PI heeft meerdere vestigingen, wij gingen naar die van George Street. Niet de goedkoopste pizza, maar wel hele lekkere.
Et voila, dat was een eerste portie Dublin. Ben jij er al eens geweest? Wat vond jij van de stad? Heb ik iets gemist?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In augustus 2022 trokken het lief en ik voor 6 dagen naar Spaans baskenland. We verbleven in de bruisende stad Bilbao om gezapig te citytrippen en combineerden dit met uitstappen naar San Sebastian en de kasteelrots San Juan de Gaztelagutxe.
Op dag drie stonden we vroeg op omdat we vandaag Bilbao even zouden verlaten richting San Sebastian. De culinaire badstad van het Baskenland die in het Baskisch nog zoveel mooier klinkt als Donostia. Ik ga eerlijk zijn, San Sebastian kende ik vooral van de clasica San Sebastian (dat is een wielerkoers), en stond niet echt op de bucketlist. Maar omdat we lang genoeg in Bilbao waren en op zoek gingen naar uitstappen, kwam deze stad overal naar voren als een aanrader. Tijd om het zelf te gaan ontdekken.
Van Bilbao naar San Sebastian
Hoe geraak je er vanuit Bilbao? De makkelijkste optie is de bus nemen. Dat klinkt stom, maar het gaat hier om reisbusvervoer tussen grote steden (denk Flixbus). De meeste bussen vertrekken vanuit het San Memes busstation. Dit station bevindt zich trouwens ondergronds – dat vind ik al een goede tip want wij moesten erg zoeken. We gingen een dag op voorhand al kaartjes kopen.
Wij kochten tickets bij de maatschappij Pesa (omdat die ook op Google Maps verscheen), een enkeltje kost 12,50 euro per persoon. Ongetwijfeld zijn er goedkopere alternatieven, maar deze bus rijdt elk uur heen en weer en dat gaf ons voldoende flexibiliteit voor de terugtocht.
We namen de bus al om 8u30, waardoor we rond 10u in hartje San Sebastian afstapten. De Time To Momo Bilbao bevat ook een wandeling voor San Sebastian en dat was de leidraad voor ons bezoek.
Bezienswaardigheden
De wandeling begint aan de Catedral del Buen Pastor. De toren van maar liefst 75 meter hoog zie je al van ver opdoemen. Het gebouw is gotisch en we konden maar heel even binnen piepen aangezien er een mis bezig was.
In het winkelcentrum van de stad passeerden we enkele versmarkten en we wandelden door het pittoreske park Gipuzkoa Plaza.
Volgende stop was het luxehotel Maria Cristina en het Teatro Victoria Eugenia die beiden uitkijken op de rivier. Het theater is de achtergrond voor het jaarlijkse filmfestival dat hier plaatsvindt en het hotel heeft al vele wereldsterren mogen verwelkomen.
We wandelden verder naar het uitkijkpunt over de eerste baai.
San Sebastian is naast een luxe badstad, ook een hemel voor surfliefhebbers. Het Zurriola strand is een van de plekken waar surfers zich thuisvoelen.
Zurriola baai
Tijd om het historische centrum in te trekken. Twee dingen hierover: het is echt mooi én het is klein en druk. Als in: heel druk. In augustus trekt half Spanje/Baskenland zelf op vakantie naar de zee. Het was er soms over de koppen lopen. En tegelijk sla je een hoek om en heerst er absolute rust. Vreemd gevoel dit.
Een van de meer vreemde gebouwen die er staat is de San Bizente Eliza kerk die je gratis kan binnenwandelen.
Een rustigere straatSan Bizente Eliza
Niet veel verder doemt ook de Santa Maria Del Coro op met zijn barokke voorgevel. Omdat de kerk niet gratis te bezoeken is, was het er meteen rustiger. Toegang kost drie euro per persoon en je mag zoveel foto’s maken als je wilde. Dat zei de schattige oudere meneer toch tegen het lief die zijn camera om zijn nek droeg. ‘Photo ok’ mochten we een aantal keer aanhoren :).
De kerk zelf is niet zo bijzonder, maar je mag ook door een museum lopen met religieuze werken en moderne kunst door elkaar. En je kan met een lift naar een tijdelijke expositie boven gaan kijken.
De rust gevonden 🙂 Moderne kunst in een kerk
Alle wegen in het historische centrum leiden naar het ayuntamiento (het stadhuis). Het was ooit een casino.
En daarmee waren we aan de wereldbekende Concha-baai. Al meerdere malen uitgeroepen tot het mooiste strand van Europa en ongetwijfeld ook al eens van de wereld. Er is een dijk die je kan volgen om heel de baai af te wandelen.
Er liggen bootjes op het water, het staat er vol strandstoelen en mensen liggen te zonnen in het zand. In het midden van de baai ligt het eiland Santa Clara. Ik kon het niet helpen maar kreeg een enorm Blankenberge gevoel. Ik hou van de zee, maar het strandleven is niet voor mij weggelegd. Ik bleef dus op de dijk en ondertussen stond de zon hoog te branden.
Na driekwart van de dijk kom je aan het palacio de Miramar. Vroeger een koninklijke residentie dat als vakantieverblijf werd gebruikt. Je kan er even uitrusten op een bankje met zicht op de baai.
Palacio de Miramar
Uiteindelijk kwamen we uit bij het einde van de baai aan het Peine del viento. Je kan hier nog ergens een kabellift nemen naar boven, waar ook een oud pretpark staat. Wij lieten het aan ons voorbij gaan.
Zicht op Santa ClaraPeine del Viento
Het terugwandelen naar het centrum stak wat tegen in de zon en ondertussen hadden we ook honger. Er is niet zoveel te eten aan de overkant. We ploften ergens neer in het historische centrum dat niet noemenswaardig genoeg is om te vermelden.
Om wat frisheid en rust op te zoeken besloten we het San Telmo museum te bezoeken. Dat is toevallig gratis op dinsdag (we waren er op een dinsdag) en kost de andere dagen 6 euro per persoon. En dat is de volle zes euro waard.
Het San Telmo museum gaat over de Baskische samenleving en cultuur en huist in een oud klooster uit de 16de eeuw.
Alleen al de moeite waard voor het gebouw. In de kerk hangen ook zeer speciale fresco’s van José María Sert.
Je leert er over folklore zoals de Baskische reuzen, en wat over de geschiedenis van de regio. Op de bovenste verdieping vind je Baskische kunst. Dit museum had voor mij alles: de combinatie van geschiedenis, architectuur en kunst. En rust in een drukke stad. Favorietje hier! Ik vond dit het beste museum dat we tijdens onze trip bezochten (sorry Guggenheim).
Na dit bezoek kwam stilaan de bus terug in zicht (wij namen die van 18u30), het plan was om in Bilbao te eten. Maar eerst nog tijd voor een ijsje bij Carlos Arribas. Aanrader! Van ijs kennen ze wel iets in het Baskenland, zo blijkt.
Wat vond ik nu eigenlijk van Donostia? Wel, ik heb wat gemengde gevoelens. Het is er – zeker in de zomer – zo toeristisch dat het me deed denken aan onze Vlaamse kust. De baai is mooi, daar niet van. Maar het is ook gewoon maar een strand – bomvol mensen. Het historische centrum is klein maar leuk. Je bent er snel doorheen. Het San Telmo museum vond ik echt wel de moeite.
Daarnaast heb je nog het culinaire: San Sebastian heeft het meest aantal sterrenrestaurants ter wereld en staat bekend om top pinxtosbars. Aangezien we er zelf amper hebben gegeten kan ik daar niet over oordelen.
Ik vond het fijn om er een dag te vertoeven, het was echt helemaal anders dan Bilbao. Maar ik hoef er ook niet meteen naar terug. De bus maakt het wel heel eenvoudig om er te raken, dus het is sowieso een ideale daguitstap vanuit Bilbao.
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In maart 2023 trokken Leen en ik eindelijk nog eens op citytrip. We kozen voor Firenze – de hoofdstad van Toscane, van de Italiaanse renaissance en van pasta, pizza en gelato. Cultuur meets lekker eten, de ideale combo.
Na een eerste dag in de San Frediano wijk trokken we nu iets meer naar het centrum. Meer bepaald richting San Lorenzo. En dat was ooit het terrein van de Medici’s, de bekendste Florentijnse bankiersfamilie. Met een woelige familiegeschiedenis. Ze kregen zelfs een eigen televisieserie (waarvan ik uiteraard fan ben!).
De San Lorenzo kerk
De San Lorenzo kerk, of zeg maar basiliek, was de familiekerk van de Medici’s. In de 15de eeuw werd deze gebouwd naar een ontwerp van Brunelleschi – dat is ook de ontwerper van de koepel van de Duomo. Zoals je ziet is de kerk nooit voltooid geweest. De voorgevel ontbreekt. Michelangelo himself heeft hier later nog wat ontwerpen voor gemaakt, maar ook die zijn nooit uitgevoerd.
Je kan de kerk tegen betaling bezoeken, maar wij hadden ons oog laten vallen op het gebouw aan de achterkant van de kerk (met aparte ingang): de Medici kappellen.
Cappelle Medicee
Langs buiten ziet het gebouw eruit als een enorme kerk met koepel. Maar eigenlijk is dit het mausoleum – het pantheon zeg maar – van de Medicifamilie. De kapellen zijn gebouwd door Cosimo II, dat is de latere tak van de familie die terug aan de macht raakte nadat de renaissance ten einde kwam en de Medici’s uit Firenze werden verdreven.
Je komt de kapellen binnen op het gelijkvloers waar je in een soort religieus museum terecht komt, maar de echte pracht en praal krijg je te zien als je de trap opgaat. Dan kom je in het praalgraf terecht, de cappella die Principe. Ik laat de foto’s even voor zichzelf spreken.
Het is een enorme marmeren zaal vol symbolen naar de medicifamilie en hun macht in Firenze. De tombes die je ziet zijn trouwens leeg. Het is nooit de bedoeling geweest om hier familieleden te begraven. Het is louter een praalgraf om mee te pronken, de echte graven vind je beneden en zijn net heel sober.
Het Medici wapenschild met de 5 rode bollen
Na grondig de immensheid van het praalgraf in ons te hebben opgenomen liepen we verder naar de Sagrestia Nuova. Hier heeft Michelangelo voor de graftombe van de broers Lorenzo (Il Magnifico) en Guiliano De Medici gezorgd. De tombe werd gemaakt in opdracht van paus Leo X, een zoon van Lorenzo en één van de twee pausen die de Medicifamilie zou leveren.
Daarnaast vind je er ook zijn vier allegorische figuren: Dag, Nacht, Schemering en Dageraad.
Nacht (de vrouw) en dag (de man)Schemering (de man) en dageraad (de vrouw)
Je bezoekt de Medici kappellen voor 9 euro per persoon. Ik vond het zeker de moeite, maar ik ben dan ook fan van de (geschiedenis van de) familie.
Palacio Medici Riccardi
Aan de overkant van de San Lorenzo basiliek en de Medici kappellen staat het Medici Riccardi paleis op een straathoek. Het heeft zijn naam gekregen dankzij de twee belangrijkste families die er hebben gewoond. De Medici’s woonden er tot 1540 waarna de Riccardi’s er hun intrek namen. Wij gingen voor 7 euro per persoon naar binnen.
Het binnenplein, de patio, kan je zeker ook herkennen uit de serie.
–
Beneden heb je een aantal kamers waar tijdelijke kunsttentoonstellingen lopen. Op de eerste verdieping bezoek je de paleiskamers. Hoogtepunt daar is de Cappella dei Magi. Een klein kamertje dat de huiskapel was en waarvan de muren vol zijn geschilderd met allegorieën en je de jonge Lorenzo De Medici – Il magnifico – herkent als een ware gouden prins op het paard. Ook deze kapel toont opnieuw de macht en het aanzien van de Medicifamilie. Zij waren de facto koningen.
Het is de kunstenaar Gozzoli die de Magi kapel versierde. Daarna passeerden we langs meer prachtige zalen waar levensgrote doeken aan de muren hangen.
Een andere hoogtepunt is de zaal Luca Giordano. Die doet denken aan de spiegelzaal in Versailles met veel bladgoud. Op het moment dat wij er waren was er ook een tentoonstelling van schilderijen van Giordano in de zaal, wat het wat moeilijker maakte om de grootsheid van de zaal in te schatten. Maar dan nog maakte het indruk. Het is de schilder Luca Giordano die op het plafond het werk ‘De apotheose van de tweede Medici dynastie’ schilderde. In opdracht van de Riccardi familie overigens.
Buiten ga je langs een mooi aangelegde citrustuin. Lang het buitenkant is het paleis best sober te noemen, maar ik vind dat wel een leuke stijl hebben.
En zo zijn we op drie belangrijke plekken geweest waar de Medici’s rondliepen van de 15de tot de 17de eeuw.
Ik vond het fijn om een halve dag ondergedompeld te worden in hun geschiedenis en zou zeker het paleis aanraden om te bezoeken omdat het voor ieder wat wils is. De kapellen zijn dan weer indrukwekkend. Zoveel geld dat in zo’n enorm bouwwerk is gegaan om de macht van één familie weer te geven.
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In maart 2020 (jawel, vlak voor de eerste lockdown) vertrok ik voor 5 dagen naar Valencia. Ik deed hier al eens een uitgebreid verslag van hoe die reis is verlopen in tijden van corona. Vanaf de vierde dag sloten restaurants en bezienswaardigheden hun deuren. Gelukkig zaten wij op een Airbnb appartement waar we zelf ons potje konden koken. Valencia is en blijft een populaire citytripbestemming en de stad is dat ook helemaal waard volgens mij. We hebben uiteraard niet ons volledige lijstje kunnen afwerken, maar we hebben toch wel een aantal hele fijne dingen gedaan. En die tips deel ik graag met jullie.
Op onze voorlaatste dag was de provincie Valencia in lockdown. Alle winkels, horeca, bezienswaardigheden en scholen bleven dicht. Later die dag zou Spanje een volledige lockdown aankondigen voor het hele land. We wisten dat dit in de lucht hing en hadden dus best wat stress over onze terugvlucht. Maar een hele dag op ons Airbnb appartement, dat zagen we niet zitten. En dus trokken we in de voormiddag met onze Time To Momo op pad naar wat we wel nog konden bekijken van de wijken die we nog niet hadden aangedaan. En zo deden we een lange wandeling langs drie zeer diverse parken. Die alledrie ook zonder lockdown de moeite zijn om eens te door te wandelen ;).
Jardins de la Glorieta
Om tot in de jardins de la Glorieta te komen, moet je eerst langs de Porta De La Mar. Een replica van een oude toegangspoort tot de stad midden op een drukke verkeersrotonde.
La Glorieta is eigenlijk een doodnormaal stadstuintje waarin locals hun hond uitlaten, of kinderen spelen. De blikvanger is echter een eeuwenoude monumentale ficus. We zaten een tijdje op een bankje onder deze boom mensen te kijken.
Van hieruit wandelden we opnieuw richting de Turia Gardens en namen we de brug richting de Jardins de Monforte.
Jardins de Turia
Jardins de Monforte
Van alle plekjes in Valencia is dit verborgen Engelse park misschien wel mijn favoriet. Er zijn zoveel mooie geheime hoeken. Met veel neoclassicistische elementen en standbeelden, pergola’s, een vijver, bloemperken…
We kwamen een Nederlands gezin tegen met twee tienerkinderen, die waarschijnlijk net als wij niet goed wisten hoe ze hun dag moesten spenderen. Locals lazen een boek op een bankje. En wij maakten van elke hoek een foto, terwijl de Spaanse zon bleef schijnen, covid or no covid.
Jardins del Real
Niet veel verder vind je een groter park. In de Jardins del real kunnen kinderen spelen tussen de fonteinen, neem je selfies met palmbomen, of bezoek je het Wetenschapsmuseum of het Museum der Schone Kunsten. Op dat laatste had ik mijn oog laten vallen tijdens de voorbereiding van deze reis, maar de deur was onherroepelijk gesloten.
We aten zelfgesmeerde pistolets in de schaduw bij een fonteintje met zicht op de koepel van het museum. We wandelden opnieuw terug over de Turiatuinen, de oude stille stad in. Het was niet alleen lockdown maar ook siesta dus er was letterlijk geen kat op straat.
Terug aan het Plaza de La Virgen gekomen speelde een eenzame straatmuzikant voor die paar verloren toeristen.
De namiddag spendeerden we met een boek op het balkon van ons appartement en veel contact met het thuisfront. ’s Avonds hebben we zelf gekookt en op onze laatste ochtend vertrokken we al heel vroeg naar de luchthaven om op alles voorbereid te zijn. Ons vliegtuig was het enige dat die dag naar België vertrok, dus in die zin hadden we veel meer geluk dan enkele andere mensen die op het vliegveld het huilen nabij waren.
Dit was mijn laatste verslagje over onze bewogen citytrip naar Valencia. Het is een prachtige stad en ik hoop er ooit nog eens te zijn in fijnere omstandigheden.
Staat Valencia bij jou op het lijstje?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In juni 2022 trok ik nog eens naar mijn favoriete stad Londen. Omdat ik al wel vaker over de Britse hoofdstad heb verteld, focus ik voor deze trip in mijn verslagjes op de nieuwe dingen die ik er heb gedaan.
Deze keer verbleven we in Motel One Tower Hill, een Duitse keten die ook in Londen een hotel heeft. Ondertussen is het al veel duurder geworden, net als alles in Londen. Motel One heeft kleine kamers die in orde zijn. De echte troef is de locatie. Je bent op een tiental minuten stappen van Spitalfields en Brick Lane, op 1 minuut ligt de metrohalte Aldgate met een verbinding met de Circle line en in 5 minuten sta je aan The Tower Of Londen en dus ook Tower Bridge.
Het was al de tweede keer dat we verbleven in deze coté van Londen, maar blijkbaar heb ik nog nooit mijn favorieten van The City en Aldgate uit de doeken gedaan. The City is een superrijk zakendistrict met eigen wetten, terwijl in Aldgate en nog verder in East Londen het door de eeuwen heen armoede troef was. En nog steeds is het leven er hard. Twee uitersten zeg maar.
The Tower Of Londen moat
In juni 2021 vierde Queen Elizabeth II 70 jaar op de troon. Historic Royal Palaces, die o.a. instaan voor The Tower Of Londen, kwam op het idee om de brede slotgracht die rond het gebouw huist in ere te herstellen en het vol te planten met bloemen. Maar dus echt vol vol! Het concept heette Superbloom. Je kon een unieke wandeling boeken in de gracht. Als grote fan van The Tower liet ik me dat geen twee keer zeggen.
Het was ook een unieke kans om dicht bij de buitenmuren van The Tower zelf te komen.
Ook al waren we er in de tweede week van de opening waardoor de bloemen nog niet voldoende in bloei stonden, dat kon de pret niet bederven. Er was zelfs een heuse glijbaan aangelegd, er werd bijpassende muziek gespeeld en er stonden allerlei informatieborden over de slotgracht door de eeuwen heen. Zo werd deze gedraineerd wegens geuroverlast en kwam de gracht weer volledig onder water te staan in 1928 toen the Thames overstroomde.
Happy kiddo 🙂
The Tower Of Londen bezochten we zelf niet (dat deed ik al eerder, hier kan je dat verslag lezen). Vanaf dit jaar (2023) kan je ook de slotgracht bezoeken als deel van je ticket. En dus wil ik graag nog eens terug.
All Hallows by The Tower
Veel minder bekend dan The Tower is de All Hallows kerk vlakbij. Het is nochtans één van de oudste kerken van Londen. De kerk zou gesticht zijn in de 7de eeuw, maar er werden ook Romeinse opgravingen gevonden. De kerk ontsnapte nipt aan de grote brand in Londen van 1666. Vandaag kan je de All Hallows gratis bezoeken. Wij gingen binnen een kijkje nemen en ontdekten een minimuseum.
Het interieur van de kerk is niet zo speciaal, maar het wordt wel fascinerend wanneer je afdaalt naar het museum. Eerst kom je voorbij de Saksische muur uit de 7de eeuw, nadien passeer je langs de crypte, een verdoken kapel en dus ook de restanten uit de Romeinse tijd. In de crypte hoor je de metro iets verderop razen. Je waant je hierbinnen op een plek die niet op haar plaats lijkt in deze moderne tijd. All Hallows staat maar wat verdwaald naast die grote skyscapers verderop.
Soit aanrader voor op je Londenlijstje, want weinig bezoekers vinden de weg hiernaar en dat maakt het nog authentieker.
St. Dunstan in the East
Veel bekender is de ruïnekerk van St. Dunstan in the East. Toen ik er de eerste keer was in 2017, was het er vredig rustig. Vandaag staat dit plekje in elke reisgids of op elke blog en het was er dan ook druk. Deze kerktuin is een van de verborgen parken in the City. Nu ja, verborgen :).
De tuin is aangelegd in de ruïne van de St. Dunstan’s kerk die wel werd geraakt door de grote brand van Londen. Niet onherstelbaar, maar wanneer de blitzkrieg ook in 1941 nog langskwam, werd besloten om niet meer herop te bouwen. En nu is het dus een openbare ruimte waar locals en toeristen samen in de zon op een bankje zitten.
The garden at 120
Voor iedereen die de Sky Garden is vergeten boeken, blijkt The garden at 120 -ook in Fenchurch Street- een goed alternatief. Je kan gratis naar het groene dakterras (wel even langs security), waar je je tussen de enorme glazen flatgebouwen waant. Dit moet ook de moeite zijn tijdens de zonsondergang, daarvoor moet ik nog eens terug.
Postman’s Park
Nog een groene oase midden in The City: Postman’s park. Hier staat een monument opgedragen aan helden die zichzelf hebben opgeofferd. Mensen die dus zijn gestorven terwijl ze zelf iemand anders redden. Intrigerend.
Christchurch Greyfriars Church Garden
En de laatste verborgen tuin met nog een ruïnekerk in de hoofdrol is die van Greyfriars. Ook deze kerk viel prooi aan de grote brand, werd nadien weer opgebouwd door de architect Wren (net als St. Pauls), maar vernietigd tijdens de Blitz. Nu is het dus een openbare tuin en de bloemen zijn zo aangelegd dat ze de structuur van de originele kerk volgen.
Jack The Ripper Tour
Terug even naar Aldgate. Vroeger stond er een fameuze Romeinse stenen muur tussen The City and wat nu Aldgate is. En na een bepaald uur sloten de toegangspoorten. De armen woonden buiten de muren. En het is ook in deze buurt dat de beruchte seriemoordenaar Jack The Ripper zijn slachtoffers uitkoos.
Elke avond gaan er tientallen Jack The Ripper tours door. Wij kozen voor die van London with a local en hadden een sympathieke gids die vooral de verhalen van de 5 vrouwelijke slachtoffers uit de doeken deed. Wie Jack The Ripper echt was en waarom hij deze gruweldaden beging zullen we wellicht nooit weten. De wandeling duurde twee uur en ging van Tower Hill naar Spitalfields. Eigenlijk bleven we vooral wandelen rond ons hotel, wat dus blijkbaar midden in het moordgebied staat.
Ik vond de wandeling boeiend, maar lang. Het was veel uitleg en weinig wandelen (omdat de plekken niet zo ver uit elkaar lagen).
En zo, dat waren voorlopig mijn favoriete plekken in the city en Aldgate.
Heb jij een favoriete buurt in Londen?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In augustus 2022 trokken het lief en ik voor 6 dagen naar Spaans baskenland. We verbleven in de bruisende stad Bilbao om gezapig te citytrippen en combineerden dit met uitstappen naar San Sebastian en de kasteelrots San Juan de Gaztelagutxe.
Bilbao bleek een gevarieerde stad met een nog authentieke Spaanse vibe, en toch ook anders dan het zuiden van dat land. De Basken hebben zo hun eigen tradities en gewoontes. Er is een heel moderne wijk rond het Guggenheim en een ouder stadscentrum, genaamd Casco Viejo. Daarnaast zijn er nog heel wat leuke plekken en musea. Ik doe wijk per wijk verslag.
Vandaag aan de beurt: het moderne Indautxu, het hart van de stad. Met brede boulevards, pleinen en ook een groot park dat een topmuseum huisvest. Genoeg te verkennen dus. We sliepen in deze wijk en passeerden deze plekken meermaals.
De wat oudere modernistische gevel van het Azkuna Zentroa
Maar het duurde tot op de voorlaatste dag voor we een van de meest speciale gebouwen van de wijk binnenstapten: het Azkuna Zentroa. Dit gebouw dateert van begin 20ste eeuw, maar raakte in verval en is daarna weer opgeknapt. Om die reden is het een architecturale mix van de originele modernistische gevel en moderne architectuur binnenin.
Inkomhal met wisselend kunstwerk
Het is vandaag een cultureel centrum met een mooie grote bibliotheek, een cinemazaal, restaurants en winkeltjes. Als je binnenkomt hangt er meteen een groot kunstwerk in het midden van de hal. Daarnaast valt op dat het middelste deel van het gebouw op grote speelse pilaren staat.
We liepen er wel even rond, ook in de bibliotheek. En zagen pas helemaal op het einde dat er ook een lift was om naar het dak te gaan. Van daaruit heb je nog een leuk uitzicht op het plein voor het gebouw en de stad.
Uitzicht vanaf het dak
Na dit cultuurcentrum, kan je via het Teatro Campos Eliseos met zijn speciale voorgevel doorwandelen naar het treinstation Abando. Deze stop stond niet de reisgids maar had ik op verschillende blogs zien passeren. In de vertrekhal van de treinen zou namelijk een grote glas-in-lood schildering te zien zijn. En die stelde niet teleur.
Glas-in-lood raam treinstation Abando
De glasschildering verwijst naar de verschillende ambachten van het Baskenland en ook de kathedraal van de patroonheilige van de stad, Begona, is erop te zien.
Van hieruit trokken we naar het centrale plein van de stad. Het Playa Federico Moyua is een elipsvormig plein met in het midden een verkeersvrij hart en een fontein uit de jaren ’40.
Op de achtergrond zie je het Palacio de Chavarri
Rond dit plein vind je ook de typische glazen metro in- en uitgangen die iets weghebben van slakken. Ik vergat er een foto van te nemen. De Time To Momo raadde nog aan om te passeren langs Casa Montero. Een huis dat aan Gaudi doet denken, maar niet van zijn hand is.
Casa Montero
Het parque de Dona Casilda Iturrizar is de groene long van de stad. Het werd ooit geschonken aan Bilbao door Dona Casilda. Het is een aangelegd park in Engelse stijl met vijvers, fonteinen, bomen en zuiltjes. De ideale plek om even uit te rusten in de schaduw, een boek te lezen of voor een picknick.
Aan de rand van het park vind je het museo de bellas artes de Bilbao. Dit Schone Kunsten museum heeft zowel moderne als klassieke kunst onder zijn dak en is het vierde grootste kunstenmuseum van Spanje heb ik me laten vertellen. Met vooral werken van Spaanse kunstenaars zoals El Greco, Murillo en Goya. Maar je vindt er ook Van Dyck, Ruisdael en Bacon.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik verrast werd door dit museum. Mooie grote open zalen met niet te veel werken. De meeste zalen mixten moderne en klassieke werken wat voor een speciaal effect zorgde. Er zijn ook wat zalen met installaties. En enkele tijdelijke collecties in een ander stuk van het gebouw. We bekeken alles en waren ongeveer anderhalf uur zoet. Het is dus niet zo groot, maar we gingen in de namiddag tijdens de lunchperiode en het was er echt heel rustig.
Toegang kost 7 euro per persoon en dat is zeker de moeite waard. In vergelijking met de immense drukte in het Guggenheim dat we enkele dagen later aandeden, was dit museum een oase aan rust. Dit wordt door heel wat toeristen onterecht overgeslagen.
Hoewel Indautxu dus niet de historische charme heeft van Casco Viejo valt er voor cultuurliefhebbers heel wat te rapen of je kan gaan chillen in het park. Voetbalfans kunnen vanaf het park nog even doorlopen tot aan het San Memes stadion. Met kinderen kan je naar het scheepvaartmuseum. Voor ieder wat wils dus.
In welke stad ben jij al eens verrast door de minder bekende plekken?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In maart 2020 (jawel, vlak voor de eerste lockdown) vertrok ik voor 5 dagen naar Valencia. Ik deed hier al eens een uitgebreid verslag van hoe die reis is verlopen in tijden van corona. Vanaf de vierde dag sloten restaurants en bezienswaardigheden hun deuren. Gelukkig zaten wij op een Airbnb appartement waar we zelf ons potje konden koken. Valencia is en blijft een populaire citytripbestemming en de stad is dat ook helemaal waard volgens mij. We hebben uiteraard niet ons volledige lijstje kunnen afwerken, maar we hebben toch wel een aantal hele fijne dingen gedaan. En die tips deel ik graag met jullie.
De Sixtijnse kapel van Valencia
De vorige keer nam ik jullie mee op deel 1 van onze tocht door de oude stad. Na de lunch werd onze aandacht getrokken door een kerk niet veel verder in de straat. De mensen wenkten ons naar binnen en begonnen meteen heel wat uitleg te geven. Zij hadden namelijk al door dat ze hun deuren gingen moeten sluiten door corona en waren de wanhoop een beetje nabij. Het begon ons te dagen dat er iets serieus aan de hand van. We namen het aanbod van de mensen aan en bezochten de St-Nicolaas kerk. Binnen mochten we geen foto’s nemen, we kregen wel een goede audiogids waardoor we al snel een klein uur zoet waren. We betaalden 7 euro p.p. en daarmee mag je ook het zijdemuseum en nog een andere kerk binnen.
St. Nicolaas is een barokke kerk en wordt blijkbaar de Sixtijnse kapel van Valencia genoemd. Dat wisten wij niet en dus viel onze mond open toen we de kerk binnen kwamen en het beschilderde plafond zagen. Ik ben ontzettend blij dat we dit hebben meegepikt.
Nadien was het plan om eerst het centro del carmen (een moderne kunstengalerij met een leuke binnentuin) te bezoeken. De deur van het centrum van Carmen vonden we niet (gesloten – later werd duidelijk dat dit kwam door corona). We vonden wel onderstaand street art werk. Een kattenhuisje.
Volgende stop: torres de serranos. De andere stadspoort die mooi bewaard is gebleven. Omdat we in de voormiddag al de torres de quart hadden bezocht, gingen we deze keer niet naar binnen, maar mijn hart maakte wel alweer een sprongetje bij deze torenpracht.
Torres de serranos
Plaza de la virgen, kathedraal en miguelete
Op naar het plaza de la virgen, het hoofdplein van de oude stad waar je de kathedraal kan vinden.
Plaza de la virgen
De kathedraal van Valencia werd gebouwd in de 13de eeuw en is zoals vele kerken in Spanje gevestigd op de resten van een oude moskee. De kerk bevat verschillende bouwstijlen die er doorheen de eeuwen aan zijn toegevoegd. Je betaalt 8 euro om de kerk binnen te mogen en je krijgt een audiogids. De toren of miguelete kan je apart beklimmen voor 2 euro.
Wij begonnen met de kerk, die vanbinnen best sober oogt, maar wel heel groot is. De kathedraal is ook bekend als bewaarplaats van de Heilige graal die je ook kan gaan bekijken. In een van kapellen vind je schilderijen van Goya. Er huist ook een museum van kerkschatten, maar dat hebben we ons aan voorbij laten gaan.
De miguelete of klokkentoren werd in de 15de eeuw gebouwd en is 51 meter hoog. Het aantal trappen viel zeer goed mee en er zijn verkeerslichten bovenaan om aan te duiden of je naar beneden kan (want het is uiteraard éénrichtingsverkeer). Bovenaan vind je een grote klok en kan je genieten van het uitzicht.
Uitzicht vanaf de miguelete
Sluitingen, een rond plein en het smalste huis
Na de beklimming hadden we wel een ijsje verdiend. We stopten bij Helados Llinaros op het plein voor de kathedraal. We vertrokken met een akelig gevoel in onze maag richting de zijdehallen of La lonja de seda. En wat we vreesden gebeurde: gesloten wegens covid. Ook de kerk aan de overkant ging voor onze ogen dicht.
Een zeer kleurrijk en verlaten steegjeBericht aan la lonja de seda
We besloten de laatste stops op de route van onze reisgids toch nog aan te doen. Het plaza redonda ligt een beetje verscholen, maar is meteen te herkennen aan zijn ronde vorm. Er staan normaal allerlei kleine kraampjes die nu ook weg of dicht waren. Het is een pittoresk pleintje.
Op naar het smalste huis van de stad: la estrecha. Je moet even goed kijken maar dan zie je kleine roze voorgevel opdoemen. Net breed genoeg voor een raam.
Op naar het grote plein plaza de la ayuntamiento waar nu nog enkele poppen van Las Fallas stonden. Heel wat mooie gebouwen omringen het plein, maar je springt best even binnen bij het postkantoor, of correos. Het ziet er langs buiten saai uit, maar binnen vind je een modernistisch meesterwerk van een zekere Navarro, gebouwd in 1923.
Achter het gemeenteplein begint de winkelstraat. Wij doken nog de Desigual binnen, maar werden er niet veel later buitengezet. De provincie Valencia had besloten in lockdown te gaan. Vanaf morgen, maar vele winkels deden onmiddellijk hun deuren dicht.
Fallaspop op het Plaza de la ayuntamiento
We wandelen terug naar onze Airbnb in de wijk Rufaza en vonden ’s avonds nog een plekje bij tapasbarMamalu Rufaza. Vele andere horecazaken bleven gesloten. En zo was er weer een eind gekomen aan een dagje Valencia en bevonden we ons in een land in lockdown. Op onze voorlaatste dag zouden we nog een grote parkenwandeling maken, daarover vertel ik je later meer.
Ben jij al eens in Valencia geweest?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In maart 2023 trokken Leen en ik eindelijk nog eens op citytrip. We kozen voor Firenze – de hoofdstad van Toscane, van de Italiaanse renaissance en van pasta, pizza en gelato. Cultuur meets lekker eten, de ideale combo.
Op de eerste dag vlogen we natuurlijk naar Italië. Waarna we heel eenvoudig met de tram van het mini-vliegveld van Firenze naar het centrum van de stad reden. We sliepen in een gezellige Airbnb in het San Frediano district aan de overkant van de Arno. En daarom besloten we deze wijk als eerste te verkennen.
Starten deden we met een lunch bij RAW Vegan Firenze, meer hipster dan dit vind je het niet. Als dessert een eerste portie gelato bij La Carraia aan de gelijknamige brug. En jawel, al meteen een aanrader, heel lekker ijs!
Santa Maria De Novella
De wandeling van de dag startte op het plein voor de Santa Maria De Novella. Dit is een van de grote basilieken van de stad en ook de oudste. Met een voorgevel in wit en groen marmer die er later is voorgezet is dit meteen een toonbeeld van de renaissance.
Wij betaalden 7,5 euro per persoon om de kerk binnen te mogen en hadden geen idee hoe groot het binnen was.
De kerk is niet van top tot teen beschilderd, typisch voor een eerder sobere Dominicaanse kerk. Het interieur is gotisch en het is vooral het zwart-witte patroon dat opvalt. Het topwerk is de ‘Trinity’ (De heilige drievuldigheid) van Masaccio dat geschilderd is op een zijmuur. Daarnaast zijn er verschillende zijkapellen.
Eén van de zijkapellen
Wat we niet wisten is dat je naast de kerk ook een museum en een klooster kan inwandelen. Zo stonden we plots in een patio/kloostertuin waarvan de muren beschilderd waren met fresco’s. En het was er heerlijk rustig toen wij er waren.
We liepen er wel een tijdje rond. Binnen zijn nog een aantal zalen met religieuze objecten en schilderijen. Maar het was toch vooral het klooster dat onze aandacht vasthield.
Meteen een fijne kennismaking met wat Firenze te bieden heeft: kerken en fresco’s. Later zou blijken dat dit mijn favoriete kerk is die we bezocht hebben. Aanrader dus.
Niet veel verder zit de bekendste apotheek van de stad, ook Santa Maria Novella genaamd, maar daar stond een rij aan te schuiven om binnen te mogen. Dit is dus eerder attractie geworden en we lieten het aan ons voorbij gaan.
Chiesa di Ognissanti
We stapten verder richting de Arno naar een volgende kerk. De Chiesa di Ognissanti, kerk van Allerheiligen, stamt uit de 13de eeuw en zet de toon van de barok in Firenze. Tijdens de Italiaanse renaissance was dit de familiekerk van de Vespuccifamilie. En daarom ligt o.a. de ontdekkingsreiziger Amerigo Vespucci er begraven.
De kerk is echter vooral bekend omdat ook Sandro Botticelli er zijn laatste rustplaats vindt. En dat is niet toevallig: zijn muze Simonetta Vespucci – die meer dan waarschijnlijk model stond voor ‘De geboorte van Venus’, stierf jong en kreeg er een graf. Botticelli ligt bijna letterlijk aan haar voeten begraven, op zijn wens. Inspiratiebron of tragisch liefdesverhaal, wie zal het zeggen?
In de kerk vind je ook een fresco van Botticelli. Maar even indrukwekkend is ‘Het laatste avondmaal’ van Ghirlandaio. Je kan la chiesa de Ognissanti gratis bezoeken.
Uitblazen aan de stadspoort
Van hieruit staken we de Arno over naar San Frediano. We wandelden richting de oude stadspoort, en ploften neer voor een eerste goed glas wijn en Aperol bij Santarosa Bistrot. Een heerlijke bar annex koffieplek in een park.
Santarosa BistrotPorta de San Frediano
De porta de San Frediano is een 13de eeuwse stadspoort met deuren van 13 meter hoog. Je ziet er nog de koperen ringen hangen waaraan vroeger de paarden werden vastgemaakt.
Cappella Brancacci
Hierna wilden we nog graag langs de San Frediano in Castello kerk met zijn niet afgewerkte voorgevel en koepeltje, maar hoewel die zou opengaan ’s avonds hebben wij er een tijdje gestaan zonder succes. Italianen en hun openingsuren…
San Frediano in Castello
Wat verderop vind je op een tof plein de cappella Brancacci, die deel zijn van de Basilica di Santa Maria del Carmine. De kapellen zijn beschilderd met fresco’s van Massaccio uit de vroege renaissance en zouden heel erg de moeite zijn. De eerste keer dat we er passeerden waren de kapellen niet open, de tweede keer waren ze volgeboekt. Reserveer dus op voorhand je tickets voor deze. Ik wil er graag naartoe een volgende keer.
Capella Brancacci
Heerlijk dineren bij Tamero
Voor het avondeten trokken bij naar pastabar Tamero op het nabijgelegen Piazza Santo Spirito. Je eet hier verse pasta bv. de traditionele cacio e pepe of gnocchi met truffel. Ook de pizza zag er lekker uit en de wijn was zeer goed. Aanrader!
En zo was de eerste geslaagde dag in Firenze een feit. De samenvatting? Veel kerken, leuke straatjes en lekker eten. In San Frediano proef je van het typische Italiaanse sfeertje zonder het massatoerisme van het centrum van Firenze.
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In augustus 2022 trokken het lief en ik voor 6 dagen naar Spaans baskenland. We verbleven in de bruisende stad Bilbao om gezapig te citytrippen en combineerden dit met uitstappen naar San Sebastian en de kasteelrots San Juan de Gaztelagutxe.
Bilbao bleek een gevarieerde stad met een nog authentiek Spaanse vibe, en toch ook anders dan het zuiden van dat land. De Basken hebben zo hun eigen tradities en gewoontes. Er is een heel moderne wijk rond het Guggenheim en een ouder stadscentrum, genaamd Casco Viejo. Daarnaast zijn er nog heel wat leuke plekken en musea. Ik doe wijk per wijk verslag. Maar vandaag geef ik jullie tips om zeker geen honger te leiden. Wat in een stad als Bilbao met een overload aan leuke bars en eetplekken sowieso een moeilijke opgave zou zijn.
Pintxos?
Vorige keer konden jullie al heel wat lezen over het oude centrum Casco Viejo. Maar daarin had ik het ook heel erg over de pintxoscultuur. En dat leek me een leuke om wat dieper op in te zoomen.
Pinxtos zijn de Baskische variant van de Spaanse tapas. Het enige verschil is dat ze bijna altijd op een stuk stokbrood worden aangeboden met vaak een tandenstoker/prikker erop. Je bewaart de prikkers en het aantal op het einde van de avond bepaalt de rekening. Pintxos zijn zeer goedkoop, ze kosten gemiddeld tussen de 1 à 3 euro per stuk. Basken doen meerdere pintxosbarretjes aan op een avond. Het is voor hen not done om een hele avond op dezelfde plek te blijven zitten.
Bar Irrintzi
Het idee is dat in je in de wilde weg hapjes aanduidt. Wat voor een toerist natuurlijk best moeilijk is want je hebt geen idee wat erin zit. Soms vind je barretjes met in het Spaans de naam erbij geschreven. Maar het is dus wel wat gokken. Omdat Bilbao dichtbij de zee ligt, zijn er heel wat pintxos met vis en inktvis. Maar ook de typische Spaanse ham zie je opduiken en daarnaast zowat alles wat je in een (kaas)kroket kan draaien.
Pintxos mix bij Negroso
En bij die pintxos drinken Basken een goed glas wijn, bv. de lokale Txakoli (uitgesproken tsjakoolie). Ik proefde meerdere keren deze witte wijn en ik moet zeggen dat die smaakte (zeker voor nog geen 2 euro per goedgevuld glas).
De meeste pinxtosbars vind je in Casco Viejo. Voornamelijk op of rond het Plaza Nueva. Wij kunnen deze alvast aanraden:
Bar Irrintzi: dikke aanrader aangezien hier niet alleen bordjes staan bij de tapas, maar ze ook de pintxos kort even opwarmen en heel vriendelijk zijn. Hun selectie aan pintxos is vooral wat origineler, noem het hapjes met een twist. En het aanbod varieert avond na avond. Lekkere txakoli hier ook.
Negroso op het Plaza Nueva: de enige plek waar we op onze eerste avond een zitplek vonden en waar we dus kennismaakten met deze specialiteit.
Bertoko Berria op het Plaza Nueva: veel kleinere keuze aan hapjes, maar ondertussen waren we het al gewend. Ik had het gevoel dat ze hier grote porties hadden voor een kleine prijs. En weer die lekkere wijn natuurlijk.
Café Iruna: een bekende plek voor pintxos buiten Casco Viejo. Zij staan bekend om hun lamsspies, die we niet hebben kunnen proeven. We genoten wel van het prachtige interieur in mujedarstijl (tegeltjes!).
Voor de vegetariërs en vegans onder ons: je vervalt al snel in een aanbod aan kaaskroketten, falafel of bruscetta-achtige dingen met tomaat. Maar wij zijn nu wel niet bewust op zoek gegaan naar bars die een groot veggie-aanbod hadden. Er was sowieso een overaanbod aan vishapjes waardoor het soms voor ons al een uitdaging was om enkel vlees en veggie te vinden.
Soit, ik had op voorhand wat schrik voor deze eetcultuur. Maar we hebben echt lekker en goedkoop gegeten in een vaak gezellige barsfeer. Ik zou zo weer een avond aan de pintxos en txakoli willen.
9 andere eetplekken
Voor wie graag eens iets anders wil dan pintxos, geef ik graag nog een aantal tips mee. Hou er rekening mee dat Basken vooral in de latere namiddag (tussen 14u en 16u) uitgebreid lunchen in dit soort plekken en ’s avonds aan de pintxos gaan.
Pacifico: hier eet je fusion (denk Aziatisch, Amerikaans en Spaans door elkaar) voor een zacht prijsje.
De boca Madre: een gezellige en originele Mexicaan die enkel ’s middags open is. Goedkope lunchmenu’s ook.
Het lekkerste brood, de beste koffiekoeken en de Baskische specialiteit Karolina. – een soort gigantische toren van meringue met chocolade en advocaat op- vind je bij Pasteleria Don Manuel. Onderschat zo’n Karolina niet qua hoeveelheid ;).
De Karolina van Don Manuel
Naast De Boca Madre zit de hippe burgertentLa Brasa Canalla. Met een goede portie frieten als voorgerecht (ze serveren geen frieten standaard bij de burger, ik denk dat dat een cultureel ding is?) had ik al genoeg.
Colombo: voor wie wat meer klassieke kost (denk pasta’s of vlees met aardappelen) wil eten in de buurt van het museum voor Schone Kunsten. Zat goed vol toen wij er waren.
Wij aten in de namiddag heerlijke taart bij Sua San in de buurt van het Guggenheim, maar die keken ons daar raar aan. Want wie eet er nu taart in de namiddag? Voor hen is dat ontbijt. Dus ik zou dit adresje ook zeker voor ontbijt durven opschrijven én voor de lunch maar dan niet achter taart vragen :D. Hun lunchmenu’s zagen er heerlijk uit (ook een goede optie voor veggie/vegan cuisine).
Een plek om te reserveren: pizza bij Coppola. Hipsterpizza aan Belgische prijzen maar wel heel veel keuze. De pizza wordt voor je neus gebakken en had een dunne korst.
Het beste ijs van Bilbao en omstreken vind je bij Gelati, gelati. Het ziet er heel toeristisch en kitsch uit. Maar ze hebben echt honderden originele smaken en geven grote porties. En dat ijs is gewoon echt hemels. Alleen al voor deze ijsjes zou ik willen terugkeren naar Bilbao.
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
Na een intensieve verhuisperiode was het dan eindelijk zo ver: een eerste weekend dat we gewoon eens iets leuks konden doen. Het was ook een verlengd weekend én mijn lief zijn verjaardag. Dus tijd om onze Museumpas nog eens boven te halen (en in mijn geval zelfs te vernieuwen 😅). Ze gaven eerst een hele dag regen dus plande ik activiteiten binnen en koos ik voor een dagje Antwerpen. Met dan eindelijk eens een bezoek aan het grootste kunstenmuseum van het land.
Het KMSKA – kort voor Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen – ging in het najaar van 2022 weer open na jaren van restauratie. Dat zorgde voor een heuse mediacampagne en een stormloop op tickets. Toen wij in het najaar naar Antwerpen gingen, planden we dan ook tactisch een bezoek aan het MAS om niet in die drukte te verzeilen.
Ondertussen zijn we een aantal maanden verder en is de storm gaan liggen. We boekten een ticket op een vrijdagvoormiddag (die van het Hemelvaartsweekend) en konden zo meteen naar binnen.
Het KSMKA bestaat vandaag uit enkele ‘oude zalen’ en een heel nieuw museumstuk. De kunstwerken van ‘oude meesters’ zijn te vinden in het oude gedeelte op de tweede verdieping. De ‘moderne meesters’ vind je in de nieuwe zalen, al is er ook soms bewust een mix gemaakt van de twee.
Op de eerste verdieping vind je een uitgebreide – ahum de grootste – collectie van werken van James Ensor. Door ons bezoek aan het James Ensorhuis had ik hier wel wat achtergrond in en vond ik het fijn om de werken eens te bekijken.
In het museum zie je regelmatig rariteiten, zoals de neus in de foto hierboven. In enkele zalen proberen ze bewust interactie aan te gaan met VR-brillen en projecties bv. Er is ook een kinderroute, wat soms wel zorgde voor wat lawaai in bepaalde zalen – maar soit. Het was er eigenlijk betrekkelijk rustig en dat vind ik wel belangrijk in een museum.
Na Ensor, was het tijd voor de klassiekere kunst in het gerestaureerde gedeelte. Met een heleboel werken van Rubens, maar ook Van Dyck, Massijs, Memling, Rodin, Meunier, Magritte… Ik spotte twee Artemisia Gentileschi’s – waar we in Firenze nog naar op zoek waren en die ze momenteel in bruikleen hebben – en het ‘Mary Tudor’ schilderij van Hans Ewouts. Er hangt veel kunst, ik probeer dan ook op enkele werken te focussen.
Moderne kunst ontbreekt zeker niet met o.a. enkele werken van Schmalzigaug, een Dali, nog meer Ensor, Rik Wouters, Permeke…
Naar de derde en vierde verdieping raak je met de befaamde ‘Stairway to heaven’. Op het derde vind je het prentenkabinet en kleine beeldhouwwerken. Op de bovenste verdieping voornamelijk moderne kunst, met hier en daar een ouder werk in een zeer moderne setting met al dat wit.
We waren een dikke twee uur zoet met alles op een gezapig tempo te bekijken. En alles bekijken – dat is onmogelijk hé. Je moet keuzes maken bij welk werk je wel of niet blijft stilstaan. Zo heb ik bv. niet speciaal veel met Rubens (is dit nu heiligschennis? :D), en koos ik daarom voor de iets kleinere werken in het oudere gedeelte. Aangezien de collectie vermoedelijk wel wat zal roteren en er tijdelijke expo’s zijn, vormt dat het perfecte excuus om regelmatig terug te gaan.
Het KMSKA doet de naam ‘museumbeleving’ alle eer aan. Het is een prachtig kunstenmuseum, zo eentje dat ik in het buitenland graag bezoek (sommige zalen gaven mij National Gallery vibes). En nu hebben we dit gewoon weer terug in België.
Een ticket kost 20 euro, wat prijzig is voor een museum in België, maar dan heb je ook wel wat. Bezoek je vaker een museum, dan is een Museumpas zeker aan te raden want dan heb je met het KMSKA al meteen een derde van de prijs terug verdiend ;).