Close

Rotterdam #4: Huis Sonneveld & Het Depot (+ nieuwe eettips)

In de zomer van 2024 startte de Tour De France Femmes in Rotterdam. Wij trokken er voor drie dagen naartoe om de start van een rit, aankomst van een rit én een tijdrit door de stad te beleven, en dat in een snikhete week. Daarnaast hadden we nog één dag vrij te besteden. In 2018 was ik al eens een weekend in Rotterdam, dus ik had al veel van de stad gezien (dus check zeker even de oudere blogposts vol inspiratie). Vandaag neem ik jullie mee naar twee musea die ik toen niet bezocht.

We besloten richting museumkwartier te trekken. Ik volgde toen een cursus kunstgeschiedenis en het modernisme is natuurlijk dé bouwstijl in Rotterdam. Daarom stond een bezoek aan Huis Sonneveld hoog op mijn wishlist.

Huis Sonneveld is een museumwoning uit de jaren 30 en een mooi voorbeeld van ‘Het nieuwe bouwen’, oftewel het modernisme waarbij licht, lucht en ruimte de kernwoorden zijn. Het huis werd gebouwd voor de heer Sonneveld, een van de directeurs van de Van Nellefabriek door architect Leendert van der Vlugt. Die fabriek is trouwens ook een modernistische parel van dezelfde architect. Een ticket tot de woning kost 10 euro per persoon.

Met een fijne audiogids ingesproken door één van familieleden van de heer Sonneveld wandel je door de verschillende ruimtes. Je krijgt een beeld van hoe een best rijke familie (en hun personeel) leefde in de jaren ’30. Het is niet groot, maar ik vond de audiogids echt mooi gedaan. Ook het meubilair was best vernieuwend voor die tijd en is heel vrolijk en kleurrijk.

Naast Huis Sonneveld kan je nog een bezoek brengen aan Het Nieuwe Instituut of het Chabot museum, maar de trekpleister is het Museum Boijmans Van Beuningen, dat we de vorige keer bezochten maar ondertussen gerenoveerd wordt. Sinds enkele jaren kan je er ook Het Depot bezoeken, het eerste openbare kunstdepot. Het is geen museum, maar een opslagplaats van werken én een plek waar restauratie plaatsvindt. Een bezoek is met 20 euro best prijzig, maar we besloten het toch te doen.

Bij binnenkomst merk je onmiddellijk: dit is geen museum. Met heel wat verschillende (rol)trappen kan je de verschillende verdiepingen verkennen waar kunst lukraak op elkaar lijkt gestapeld en restaurateurs aan het werk zijn.

Er zijn ook een paar kleine tentoonstellingen. Bv. “de favorieten”, een selectie van heel bekende werken die er op hangen (opnieuw lukraak door elkaar) en we konden in een spiegelkamer van Yayoi Kusama (wat ik leuk vond, want we hadden haar net ontdekt in Porto, anderhalve maand eerder).

De kunst die er hangt is wel van topniveau, maar toch vonden we het een wat vreemde ervaring. Het depot zette wel een trend, ondertussen heeft ook de V&A in Londen een depot geopend voor het brede publiek (yes, die staat al op de ellendig lange Londen wishlist).

Bovenop heb je een bar, veel groen een uitzicht over Rotterdam, deze derde dag bracht wat regen en bewolking met zich mee.

Wanneer het Boijmans Van Beuningen museum in zijn geheel opengaat zal er waarschijnlijk wel een soort combiticket mogelijk zijn en dan lijkt me de combo ook wel tof. Nu bleef ik toch een beetje op m’n honger zitten. Zo’n origineel gebouw langs buiten, dan had ik binnen misschien net wat meer verwacht.

Drie dagen Rotterdam, dat is ook wandelen langs mijn favorieten: de kubushuizen, de Erasmusbrug, de Leuvehaven, de food markets…

En het leverde ook waar wat nieuwe (en oude) favoriete eetplekken op, dit zijn onze aanraders:

In de Witte De Wihtstraat

  • Ter Marsch & Co voor burgers (vond ik iets minder dan de hype leek uitschijnen, maar nog steeds lekker)
  • Supermercado, nog steeds lekker
  • Bazar, nog steeds lekker
  • Pizza Beppe, nieuwe ontdekking (zit blijkbaar op meerdere plekken)

Elders

  • La Pizza (stomme naam, maar wel heerlijk eten)
  • De Foodhallen voor een fijne lunch, tegenvaller was dan weer de Fenix Food Factory die veel kleiner is geworden dan de vorige keer dan we er waren?
  • Giraffe Coffee Roasters voor koffie en ontbijt
  • Harvest voor koffie en ontbijt

Et voila, dat was weer een fijne dag in Rotterdam. Ik blijf het wel een leuke stad vinden waar je als liefhebber van moderne architectuur, musea en lekker eten wel voldoende aan je trekken komt.

Wat is jouw favoriete stad in Nederland?

Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.

Porto #2: Van Sao Bento via Palacio Da Bolsa tot de Sao Francisco kerk

In juni 2024 gingen we voor 6 dagen naar Porto als onze zomervakantie. Porto leek ons een ideale uitvalsbasis om ook wat uitstapjes te doen naar andere delen in Portugal. Maar al op dag 1 kreeg het coronavirus me te pakken, waardoor we meer in de stad bleven dan verwacht. Gelukkig bleek Porto een fijne stad waar je best veel kan doen, al is het er niet groot. De stad voelt als een soort Leuven in het buitenland. De ideale citytrip voor een lang weekend of voor een luie zomervakantie zoals wij deden.

Na op de eerste dag onze wijk Bonfim te verkennen, maakten we ons op voor het historische centrum. Meer bepaald Ribeira & Vila Nova De Gaia, beide zijdes van de oevers van de Douro met de ponte Luis I centraal. Te veel om in één keer te laten zien, dus beginnen we vandaag aan het Sao Bento station.

Toen wij er waren, lag het plein voor het stationsgebouw open door werken dus kwam de enorme voorgevel wat minder tot zijn recht. Sao Bento is het belangrijkste treinstation van de stad, je kan van hieruit ook heel wat dagtrips doen (o.a. naar Guimaraes of Braga).

Het is ook één van de mooiste treinstations binnenin door de blauwe azulejos en glas-in-loodramen. Het zouden zo’n 20.000 tegels zijn in totaal en ze representeren verschillende belangrijke oorlogen. Ik vond vooral ook de stoomtreinen en andere kleine details heel mooi, net als de lichtinval door de ramen.

Links: Time Out Market. Rechts: street art van een kat in de Rua das Flores

Ook leuk: om de hoek van het station vind je de Time Out market, een overdekte markt waar je street food kraampjes kan vinden en zowel binnen als buiten heel wat zitplaatsen hebt. Ideaal voor een lunch of een uitgebreid aperitief.

Rua das Flores

Van aan het station kan je de Rua das Flores afwandelen, één van de meest gezellige straten met allerlei winkels en restaurants. Spring bijvoorbeeld binnen bij Fabrica De Nata voor wat verse pasteis de nata. Op het einde van de straat vind je een gezellig pleintje waar vaak een straatartiest staat te spelen. Aan de overkant vind je het Palacio des artes waar je op de eerste verdieping een leuk arty marktje vindt.

Een goede lunchspot is Puro4050 aan het pleintje op het einde van de Rua das Floras. Ze hebben allerlei heerlijke kleine hapjes en serveren daarnaast ook goede pasta’s en andere hoofdgerechten. Zie het als een soort fusion Italiaans meets Portugees. Echt één van de beste maaltijden van de vakantie. Ze hebben ook nog een tweede restaurant in de straat, Cantina 32.

Nog wat verder naar beneden kom je uit in een klein park met enerzijds de Mercado Ferreira Borges en anderzijds het Palacio Da Bolsa.

De enorme rode markthal is opgetrokken uit glas en ijzer en je vindt er binnen een arts & craft markt. Heel gezellig om door te wandelen en je kan er ook iets drinken.

Het neoclassicistische Palacio da Bolsa is wel echt een attractie op zich. Je kan er enkel binnen via een begeleide tour van drie kwartier. Een begeleide tour kost 12 euro per persoon.

Tickets kan je zowel op voorhand boeken via de website, als ter plaatse aan de balie. Via de website geven ze maar een deel van de tickets vrij. Dat merkten wij omdat we tickets voor de Portugese tour online hadden gekocht aangezien de Engelse tour uitverkocht was, tot we aan de balie stonden en er nog veel plaats vrij was voor de Engelse tour. Helaas konden we niet gratis wisselen van taal (we begrepen echt niet waarom), maar we kochten dan maar nieuwe Engelse tickets om er toch iets van te verstaan.

Ondanks dit verhaal, wil ik zo’n tour echt wel aanraden als één van de topdingen om in Porto te doen. Het Palacio da Bolsa is niet voor niets uitgeroepen tot Unesco Werelderfgoed. Het is een immens mooi gebouw langs binnen en vrees niet voor een zware geschiedkundige tour. Je krijgt vooral uitleg over het gebruik van de ruimtes, vroeger en nu. Het beursgebouw heeft niet langer een commerciële handelsfunctie maar doet vandaag dienst als conferentie- en evenementenlocatie (dus vandaar dat je er niet zomaar mag rondlopen).

Bij de binnenkomst kom je meteen uit in de prachtige Hal der Naties met glazen koepel en de wapenschilden van de landen waar Portugal in de 19de eeuw handelsrelaties mee onderhield. Ook België is van de partij.

Ook de vloer is prachtig, met gekleurde tegels en het licht geeft via de glazen koepel een mooi effect.

Daarnaast is er een immense neoclassicistische traphal en enkele kamers die werden gebruikt voor de handelsrelaties. Steeds rijkelijk gedecoreerd met schilderijen, houtwerk en unieke vloeren.

De handelsrechtbank

Maar de blikvanger is de Arabische zaal in Moorse stijl met een enorme hoeveelheid bladgoud en mudejar-elementen (golvende, bloemige en geometrische patronen). Je weet niet waar eerst kijken in deze ruimte.

Om de hoek van het palacio da Bolsa vind je de Igreja de Sao Francisco, de fransicanerkerk van de stad. Ooit gebouwd in gotische stijl, maar binnenin volledig omgezet naar barok. Voor 10 euro per persoon mag je de kerk binnen met audiogids en er hoort ook een museum bij.

Buitenkant van de kerk, rechts is de sobere ingang en pas binnen heb je zicht op hoe immens deze kerk is.

Binnen mag je geen foto’s nemen dus ik kan niets tonen. Maar ik herinner het me nog goed: elke millimeter van de kerk zit onder het bladgoud en barokke ornamenten. Ik heb in het zuiden al veel overdreven barok gezien, maar dit overtreft alles. Er zijn heel veel zijkapellen met een eigen altaarstuk. Ze waren er ook eentje aan het restaureren, wat wel interessant was om te zien.

Kijk, you love it or you hate it. Ik vind dit soort barok té, maar kan het ambachtswerk wel appreciëren en deze stijl hoort nu eenmaal bij het nog steeds katholieke zuiden. Het is een ervaring, deze kerk. Dus oordeel vooral zelf als je er bent ;).

Hierna sta je aan de oever van de Douro, met zicht op de Portohuizen van Vila Nova de Gaia en natuurlijk de brug. Maar die overkant is voor een volgende keer.

Wat is jouw favoriete zuiderse citytrip?

Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.

(Noord-)Ierland #9: Crumlin Road Gaol & conflicting stories tour

In augustus 2023 trokken het lief en ik voor onze zomervakantie niet naar de zon, maar naar (Noord)-Ierland – waar we alle seizoenen meemaakten. Vliegen deden we op Dublin, waar we het even verkenden, om daarna door te reizen naar Belfast om het woelige verleden van Noord-Ierland en de prachtige natuur te ontdekken.

Vandaag is het tijd voor de laatste blogpost over deze vakantie en het is ook meteen de meest serieuze – nu al sorry voor alle tekst :). We verlieten al wandelend het centrum van de stad, richting het westen. Waar het leven veel harder is en je best ook als toerist ’s avonds niet ronddoolt. Maar overdag voelden we ons er volledig veilig. Eerste stop: een oude gevangenis.

Crumlin Road Gaol

Deze gevangenis op Crumlin Road is een Victoriaanse gevangenis uit de 19de eeuw. Het gebouw is ontworpen door Lanyon, dezelfde architect van The Queen’s university. Je kan de gevangenis bezoeken, ofwel met een begeleide tour ofwel op jezelf. Wij deden dat laatste voor 14,50 Pond per persoon.

Je komt eerst in een soort van expokamer met wat achtergrondinformatie en dan kan je een route volgen door de verschillende kamers van de gevangenis met vaak filmpjes, die ook zeer gericht zijn op kinderen.

Ik vond dat de filmpjes het allemaal wat te licht maakten. Crumlin Road Goal was een sterk bewaakte gevangenis waar het leven hard was. Het was één van de eerste gevangenissen waar je als gedetineerden apart in een cel werd opgesloten. Ook vrouwen – bv. suffragettes – en kinderen zijn er ooit opgesloten geweest.

En zes mannen zijn er aan hun eind gekomen tussen 1928 en 1945. Ze werden opgehangen en begraven op het terrein. Al weten we ondertussen dat de meesten van hen potentieel onschuldig waren. Daarom mogen de families de lichamen komen ophalen, maar dat doen ze niet allemaal.

Tijdens The Troubles werden verschillende leden van de IRA hier opgesloten. De bekendste naam is Bobby Sands, die in een andere gevangenis stierf als gevolg van een hongerstaking. Ik had op voorhand gedacht dat deze gevangenis een grotere rol speelde tijdens The Troubles maar dat bleek niet zo te zijn.

The courthouse

De gevangenis is via een ondergrondse tunnel verbonden met het oude gerechtsgebouw zodat gevangenen hun verdict konden gaan aanhoren. Het gerechtsgebouw is een mooi toonbeeld van neoclassicistische architectuur maar ligt er vervallen en verlaten bij na een brand in 2009 (toen was het al even niet meer in gebruik). Het werd nadien opgekocht om er een hotel van te maken, maar in 2020 was er opnieuw een brand (aangestoken?) en momenteel is het voortbestaan van het gebouw dus onzeker. Door de geschiedenis is het uiteraard geen geliefd gebouw bij de buurtbewoners.

Eigenlijk vond ik de tour in de gevangenis wat tegenvallen. Ik had er persoonlijk meer van verwacht. In de buurt is verder niet veel te doen. In de kelder van de gevangenis zit wel een goed restaurant – Cuffs Bar & Grill – waar wij lunchten. Zeker een aanrader!

The conflicting stories tour

Even wat achtergrond:

Tussen grofweg 1968 en 1998 waren er heel wat gewelddadige conflicten en aanslagen in Noord-Ierland tussen Ieren en Britten, oftewel tussen katholieken en protestanten. Een periode die vandaag bekend staat als The Troubles, de Bloody Sunday in Derry is wereldberoemd geworden door het lied van U2. Maar vooral Belfast was het epicentrum van het geweld.

Het Ierse republikeinse leger (de IRA) wierp verschillende bommen op de Engelsen, waarvan verschillende op Shankill Road. Tegelijk had je het Britse leger dat repressailles deed en verschillende mensen in de gevangenis opsloot of ze werden koudweg neergeschoten bij te veel weerstand. Ook staan de Britten bekend als orangisten die ieder jaar de slag bij de Boyne herdenken waarbij William Of Orange (koning van Engeland) de Ieren versloeg en Noord-Ierland zo veroverde. Tijdens die vieringen dagen ze vaak de Ieren echt uit en dat leidt tot schermutselingen.

Meer dan 3.500 mensen lieten het leven tijdens het conflict, en heel veel families werden verscheurd. In 1998 werd het Goede Vrijdag akkoord ondertekend waarmee de vrede was aangebroken. Maar ook nadien waren er nog regelmatig conflicten. In West-Belfast staat een kilometerslange Peace Wall die Ierse en Britse families van elkaar scheidt. Elke avond gaan de verschillende poorten genadeloos dicht, omdat er anders ’s avonds geweld zou uitbreken.

Bon veel geschiedenis dus. Wij keken deze aflevering van Reizen Waes en boekten nadien dezelfde conflicting stories tour die ons in drie uur tijd rond het gebied van de peace wall zou rondleiden. Het eerste anderhalve uur werden we rondgeleid door een Ier, die deel uitmaakt(e) van de IRA. Het laatste anderhalve uur door een conservatieve ex-soldaat van het Britse leger.

Ierse propaganda murals

Tijdens de tour:

We begonnen met de wandeling aan de Ierse kant. In een hoog flatgebouw werden in de jaren ’60 een jongen en een politieagent – in zijn vrije tijd -doodgeschoten door de Britten. Voor onze gids was dit de start van The Troubles en dus uitgelokt door de Britten. De man zelf ontkende dat de IRA in die periode bestond en dat ze pas veel later actief zijn moeten worden. De man sprak nooit over de bommen die zijn gegooid of alle andere aanslagen. Hij had ook zelf in de gevangenis gezeten en deelgenomen aan het conflict.

Zowel aan Ierse als Britse kant worden murals gebruikt voor propaganda. Het is politieke street art. Hier zie je een mural van Bobby Sands. De Ierse katholieke man die aan een hongerstaking stierf in de gevangenis.

Daarna kwamen we dichter bij de Peace Wall waar je ziet dat de huizen hun achtertuinen hebben afgeschermd tegen de bommen die van de andere kant gegooid zouden kunnen worden. De straat brandde in 1969 al eens volledig af.

Nadien liepen we door één van de poorten van de peace wall naar de Britse gids. En die vertelde ons vooral over de verschillende IRA bomaanslagen op Shankill Road. Op twee pubs, op een viswinkel… Er was een hele propagandahoek waar parallellen werden gemaakt tussen IRA en IS, Al Qaida en Hamas.

Hij vertelde ons ook dat de overheid graag de vredesmuur wil afbreken, maar dat de mensen hier dat niet willen. Meer nog: hij is in de jaren ’90 nog verhoogd. Hij gaf daarnaast aan dat hij denkt dat het conflict nog niet ten einde is en dat hij over enkele jaren geen toeristen meer zal kunnen rondleiden omdat er dan terug gevechten zullen zijn. De jeugd wordt opgehitst met van die murals en propaganda en zo wordt haat voor de Ieren letterlijk met de paplepel doorgegeven.

Hier zie je dat het doorzichtige deel van de muur er later bij op is gezet.

Mijn gevoel na deze tour:

Ik vond dit eigenlijk best confronterend. Beide zijdes focusten heel erg op wat de anderen hadden gedaan en hadden geen enkele zelfreflectie. De kinderen gaan hier naar gescheiden scholen omdat de ouders dat zo willen. Bijna alle mensen die hier woonden in de periode van het conflict hebben zelf of via een dierbare wel iets of iemand verloren – en dat kunnen en willen ze nog niet vergeten.

Het is eigenlijk een beetje triest om de muur peace wall te noemen. Want die muur houdt net een conflict in stand. Mensen kijken liever op een metershoge muur, dan dat ze elkaar in de ogen kijken en de hand schudden. Zolang de kinderen die hier opgroeien dit soort verhalen en propaganda meekrijgen kan het conflict nooit opgelost worden. Misschien binnen enkele generaties, wanneer herinneringen vervagen, dat er een oplossing komt. Je kan niet in het verleden blijven leven.

Maar er is ook vooruitgang: de laatste 10 jaar nemen de conflicten aanzienlijk af. De Britse man die zei dat er in een jaar twee terug gevochten zou worden, overdreef, want daar is vandaag nog steeds geen sprake van. Ik hoop dat de mensen daar ooit het principe ‘it starts with me’ in plaats van ‘how can I make this about me?’ gaan hanteren.

Bon, laat dit je dus zeker niet tegenhouden om Belfast te bezoeken. Ik zou zelfs aanraden om een tour boeken. Dit is zo dicht bij België en Nederland en het conflict is nog rauw. Ik heb er heel wat van opgestoken en heb ook weer mijn eigen omgeving en land weten appreciëren.

Dit was het laatste bericht over onze trip naar (Noord-)Ierland. Ik wil graag nog eens terug naar dit mooie eiland en de stad Belfast die toch wel echt een beetje mijn hart heeft veroverd.

Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.

Een tweede analoog experiment

In het voorjaar deelde ik een blogpost met lessen over de foto’s die ik liet ontwikkelen met mijn eerste wegwerpcamera. Voor onze vakantie in Engeland kocht ik exact hetzelfde Agfa model en ik had er geen enkele moeite mee om 27 foto’s te nemen, dus was ik wel heel benieuwd naar het resultaat.

Ik moet toegeven dat ik een beetje teleurgesteld was toen ik de foto’s zag. Er waren er een tweetal mislukt en het prachtige weer dat we tijdens de vakantie hebben gehad, bleek een extra moeilijkheidsgraad. Veel foto’s waren overbelicht of de lucht zag er wit en dus nogal vlak uit.

Maar qua kader zaten de foto’s wel al echt veel beter. En het is toch nog echt wel iets anders qua sfeer dan de foto’s die ik met mijn smartphone neem. Ik neem je even mee door mijn favorieten.

Op onze tweede dag nam ik in Oxford twee foto’s van bovenop de toren van de universiteitskerk. Het zijn misschien wel mijn favoriete kiekjes, de lucht zat ook echt goed.

Ik wist van de vorige keer dat het belangrijk is om het onderwerp dat je wil fotograferen in het midden van de foto te plaatsen (aangezien de zijkanten niet scherp zijn). Dat is bij bovenstaande foto’s zeker gelukt. Ik poseerde ook zelf een aantal keer. Maar de foto (links) in de oude tithe barn van Sudeley Castle is mijn favoriet (jammer van de platte lucht wel), net als die van Broadway Tower (rechts).

Links: Great Chalfield Manor. Rechts: Corsham Court. Beide foto’s tonen de grootte van het gebouw en geven het een heerlijke sfeer. De voorgrond is hier telkens ook wat vlakker, waardoor de focus wel echt op het gebouw ligt.

Links: een stukje van Sudeley Castle. Rechts: zicht vanaf de brug op Bradford-On-Avon. Ook hier zit de lucht nog wel best goed.

Het is soms best moeilijk om het onderwerp goed in het midden te houden en ook met perspectief is het soms wat oefenen. Wat meer op de voorkant staat, is scherper, zoals op onderstaande twee foto’s.

Links: Bristol harbour, met vooral de boot in focus. Rechts: Chastleton House met de bloemen vooraan in focus. Ik begrijp niet altijd hoe die focus werkt, maar ik vermoed dat het met voor- en achtergrond te maken heeft?

Hierboven nog twee geposeerde foto’s die niet helemaal gelukt zijn, maar wel een leuke sfeer geven. Links: the circus in Bath, rechts: de tuin van Somershill manor.

En dan nog twee voorbeelden die ik minder geslaagd vind, omdat de lucht het geheel nogal plat maakt en er daardoor eerder zo’n echte wintersfeer over hangt (het was nochtans echt warm :)). Links: de abdij van Lacock, rechts: een straat in Lower Slaughter.

De echte mislukte foto’s ga ik jullie niet aandoen. Ik vind het nog steeds leuk om op deze manier wat met analoge fotografie te experimenteren (haha, de echte fotograaf lacht me zeker uit om deze zin) zonder veel moeite of een zware camera met lenzen mee te moeten sleuren. Gewoon aandacht hebben voor wat een mooie foto zou kunnen zijn en dan het cameratje erbij nemen.

Dit najaar staan er nog wat kleine tripjes gepland, dus weer een mooie kans om zo’n camera mee te nemen!

Neem jij graag foto’s?

Rome #8: Van de Sint-Pieter naar het pantheon

In november 2023 kreeg het lief een tripje naar Rome cadeau van het werk (voor zijn 10de werkverjaardag), als collega en lief had ik zelf de trip in elkaar mogen steken. En man, wat was ik vergeten hoe een geweldige stad Rome was! Ja, het is er altijd druk, ook in november, maar je kan heel snel weer de hoek om een rustig straatje inwandelen waar je alleen bent. Ook dat is Rome.

Op deze derde dag namen we de metro in de buurt van ons hotel (aan Barberini) naar Ottaviano. Rome werkt nog volop aan een beter metronet. Het Vaticaan is aan de overkant van de Tiber en voor ons was deze halte de makkelijkste manier om er te geraken. We wandelden zo eerst langs de Vaticaanse Musea, die ik 10 jaar eerder bezocht en we dus oversloegen, om uiteindelijk op het Sint-Pietersplein uit te komen.

En dat Sint-Pietersplein is altijd druk. Altijd. Er staat altijd een rij om de basiliek binnen te gaan, je moet namelijk door security. Die securitycheck is gestructureerder dan 10 jaar geleden en dus vond ik dat het allemaal heel vlot ging. Maar om grote massa’s te vermijden zou ik zeggen dat je ofwel heel vroeg in de rij gaat staan (zoals wij), ofwel tegen de latere namiddag. Draag ook altijd een broek/rok langer dan je knieën en bedek je schouders.

En dan ja, de grootste kerk ter wereld (allez dacht ik, blijkbaar staat er sinds 1989 in Ivoorkust een grotere kerk). Sowieso wel de meest indrukwekkende kerk. Over de Sint-Pieterbasiliek kan je veel vertellen. Als je binnenkomt rechts zie je meteen La Pieta van Michelangelo. Er liggen verschillende pausen en kardinalen begraven die elk een monument hebben, sommige waarbij het marmer er letterlijk vanaf druipt en in heel realistische plooien is neergelegd, zoals op de foto hierboven.

Twee van de grotere blikvangers zijn daarnaast de koepel van Michelangelo met het baldakijn van Bernini er vlak onder. Om dat baldakijn te maken zou er brons van het pantheon zijn gebruikt, wat op heel wat tegenstand van de toenmalige inwoners van Rome zou zijn gestoten. Maar ondertussen denken we dat dit eerder een vuile roddel zou zijn geweest om Bernini en vooral de toenmalige paus in diskrediet te brengen.

Je kan hier uren rondlopen: alle kleinere koepels bewonderen, de vele praalgraven, de beelden in de nissen, de zijkapellen… Het is gewoon zo veel en zo immens. Ik word telkens heel stil van mijn bezoek aan deze kerk. En dat als niet gelovige.

Je kan de koepel ook beklimmen (dat deed ik 10 jaar eerder), daarvoor moet je apart tickets kopen. De kerk bezoeken is gratis.

Het Sint-Pietersplein is weer een ander meesterwerk van Bernini. Van bovenaf lijkt het plein een sleutel, al is er ook een uitleg dat het om armen gaat die de gelovigen naar de kerk lokt. Het plein is omgeven door twee zuilencolonades. Steeds dubbele zuilen, maar op twee specifieke punten op het plein krijg je de optische illusie waarbij de zuilen samenvallen en je dus maar één rij ziet. In het midden staat een Egyptische obelisk.

Je kan in het Vaticaan makkelijk een hele dag doorbrengen, maar wij wandelden richting Castel Sant’ Angelo. Deze burcht is via een ondergrondse gang verbonden met het Vaticaan en is al zowel paleis als gevangenis geweest. Je kan de burcht bezoeken en dat is zeker een aanrader (zie ook deze oudere post), al is het maar voor het uitzicht van bovenop.

Naar het Castel Sant’ Angelo wandel je via de Engelenbrug met beelden van engelen van (de leerlingen van) Bernini. In dit stuk van de stad is Bernini werkelijk overal.

Tijd voor een lunch. We wandelden opnieuw richting het centrum en zetten ons neer op het terras van Osteria della Coppelle, niet ver van het Piazza Navona. Hier zouden ze hele goede pasta Amatriciana hebben, samen met Cacio e Pepe en Carbonara, de derde typische pastasaus van Rome met tomaat en spek. En amai, dat heeft echt gesmaakt. Maar ze hebben ook andere dingen dan pasta die er lekker uitzagen. Zit dit terras vol? Dan kan je ernaast bij Maccheroni terecht waar we de eerste dag aten. Dit is echt een heel gezellig pleintje.

Op naar het pantheon dan. Ten opzichte van mijn vorige keer in Rome is er wel iets veranderd: het is niet langer gratis om te bezoeken. Je moet 5 euro per persoon betalen. Je kan online tickets bestellen, of je gaat in de rij staan, die nog eens verdeeld is tussen cash en bankkaart. De cash-rij was bij ons de kortste dus namen we die. Misschien wat prijzig geworden, maar het pantheon is één van mijn favoriete gebouwen in de stad.

Het pantheon is een antieke Romeinse tempel gebouwd in opdracht van Marcus Agrippa, de rechterhand en schoonzoon van keizer Augustus. Maar die tempel werd meermaals verwoest door natuurrampen en opnieuw hersteld. Uiteindelijk werd het in de 7de eeuw hervormd tot kerk, en dat is de reden dat het gebouw zo goed bewaard is gebleven. Vandaag is het nog steeds een kerk en ook een begraafplaats.

De binnenkant is dus die bijzondere combo van tempel en kerk. Met het oculus als blikvanger. Daarnaast zie je in de koepel – die als inspiratie diende voor de Duomo in Firenze – typische Romeinse cassettes (die vierkanten), een manier om de koepel meer draagkracht te geven.

Et voila, dat was de eerste helft van deze dag in Rome. In de namiddag gingen we langs een onbekend museum dat zwaar de moeite bleek en eindigden we in Trastevere.

Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.

Onze roadtrip door de Engelse Cotswolds: praktisch, reisplanning en links rijden in Zuidwest Engeland

In een ver verleden schreef ik al eens een overzichtspost (bv. van Malta of Roemenië) van één van onze rondreizen die je zou kunnen helpen om zelf een tripje te plannen. En dat wil ik ook graag doen van onze roadtrip in Zuidwest Engeland in augustus 2025. Dus vandaag geen hopen foto’s, maar praktische informatie over de invulling. En onze ervaring met links rijden.

Ik geef nog graag even mee dat we onze volledige trip zelf betaalden en dat we niet werden gesponsord, dus alle reclame die ik maak is vanuit een eigen positieve ervaring (ik zeg het er voor de zekerheid maar even bij).

Zuidwest-Engeland & Cotswolds

Heel wat mensen kijken vreemd wanneer ik zei dat we onze zomervakantie zouden spenderen in Engeland. Ik ken niemand die er op vakantie gaat en toch kwamen we er voortdurend Vlamingen en Nederlanders tegen :).

Onze reis naar Engeland had twee grote redenen:

  • Ik ben gek op het land en de geschiedenis. Er rond rijden met de auto stond dus al jaren op de bucket list. Engeland leek ons qua verkeer en wegen ook een goede eerste ervaring, alvorens we de wegen in Schotland of Wales zouden trotseren. Dus we kozen bewust nog niet voor die meer populaire bestemmingen.
  • Engeland in de zomer is niet te heet. Ik hou van Italië en Spanje, maar in de zomer vind ik het er te heet en te druk. Er was een hittegolf in België, dus ook in Engeland hebben we temperaturen van 30+ graden gekend. Het kan natuurlijk ook echt veel regenen, daar kan je flink pech mee hebben. Maar meestal mag je uitgaan van het vier-seizoenen-op-één-dag principe of ga in het hoogseizoen en vaak heb je geluk met het weer dan.

Ik spreek van Zuidwest Engeland, daar kan je over discussiëren. De Cotswolds is een natuurgebied (“an area of outstanding beauty”) in het midden van het land en was wel de centrale focus van onze trip. Al zijn we daar ook wel wat buiten getreden. Je zou in dezelfde tijdspanne heel wat verder kunnen rijden en meer zaken kunnen meepikken. Maar wij kozen ervoor om echt rond onze verblijfplaatsen alles te zien wat we interessant vonden.

Links: Oxford. Rechts: tuin van Snowshill Manor.

Vervoer en verblijf

Omdat alles in de Cotswolds dicht op elkaar zit, besloten we om te kiezen voor drie verschillende verblijfplaatsen en niet elke dag te wisselen. Het is toch wat aangenamer om je spullen te laten liggen soms. En we wilden ook wel zelf ons ontbijt kunnen maken en de mogelijkheid hebben om zelf te koken (want elke avond pub food, is wat veel).

We kozen voor Oxford als uitvalsbasis om de auto te huren. Zo reden we een soort cirkel. Uiteraard kan je er ook voor kiezen om de auto op een andere plek in te leveren.

Om in Oxford te geraken, namen we eerst de Eurostar van Brussel-Zuid naar Londen, om nadien in Londen Paddington Station een trein te nemen naar Oxford (met GWR). De trein Londen-Oxford is slechts 40 minuutjes en je moet nog een beetje tijd voorzien voor de overstap via de Londense metro van St. Pancras naar Paddington. Als je vroeg genoeg boekt bij Eurostar kan je voor zo’n 100 euro per persoon heen en terug en off-peak return treinticket Oxford-Londen koste zo’n 38 pond per persoon. Als alles goed sta je zo na een halve dag in Oxford.

  • In Oxford sliepen we eerst twee nachten in het Premier Inn Westgate hotel. Geen aanrader vond ik (veel te warm of te koud door de airco, douche was matig), maar het was het enige nog beschikbare en niet te dure hotel toen wij boekten én de locatie is wel heel goed. Oxford blijkt een dure stad om te slapen met niet veel hotels. Dus boek op voorhand.
  • Daarna sliepen we 3 nachten in Box Cottage, in Broadwell. Dat is een piepklein gehucht vlak boven Stow-on-the-Wold (het hart van de Cotswolds) met slechts één pub en verder heel veel rust. Zeer fijn huisje!
  • Daarna sliepen we nog 2 nachten in het dorpje Box, vlakbij Bath, meer onderaan de Cotswolds. Hier huurden we een cottage met de slaapkamer mee in de living (een studio dus zeg maar). Ook zeker een aanrader.
  • Op onze laatste avond sliepen we nogmaals in de Premier Inn in Oxford, alvorens via Londen terug met de Eurostar naar huis te gaan.

De auto huurden we via Sunny Cars. Zij hebben een gegarandeerde all-in verzekering en werken met onderverhuurders ter plaatse. In Oxford is dat Europcar die op een industrieterrein iets buiten de stad zitten (nog net op wandelafstand van het centrum). Alles ging super vlot en we kregen een auto die helemaal in orde was en we hadden geen gedoe. Daar moet je natuurlijk wat geluk mee hebben, maar door de all-in verzekering had ik niet echt veel stress. Je kan Sunny Cars ook steeds in het Nederlands bereiken, wat ik een enorme plus vind.

Links: Lower Slaughter. Rechts: Bristol

Onze tips om links te rijden

Links rijden, ik had er al veel over gehoord. De ene vindt het een eitje, de andere een beetje eng. Het was de reden dat we Engeland boekten en nog niet Schotland, omdat we nu nooit ver moesten rijden en zo even konden wenen.

Wel, bleek dat allemaal even goed mee te vallen. Ik vond er helemaal niets aan. Links rijden went zo snel! Maar er zijn wel een aantal praktische zaken die ik kan meegeven:

  • Huur een Engelse auto met stuur aan de juiste kant voor links rijden. Ik denk dat het veel moeilijker is met een Belgische auto omdat je dan aan de verkeerde kant zit en niet de juiste dingen ziet als chauffeur.
  • Huur een automaat. Schakelen met je andere hand leek ons de hel. En met een automaat kan je vlot de beklimmingen over en moet je niet bezig zijn met een handrem ofzo.
  • Check op voorhand waar je wil parkeren. Links evenwijdig parkeren is misschien nog een stap te ver. Wij vonden in bijna elke plek een parkeerterrein aan de rand van het dorp of de stad, zo moest evenwijdig parkeren niet.
  • Een goede co-piloot is immens belangrijk. Iemand die jou er aan herinnert dat je links moet houden bv. wanneer er niemand is (want ja, het gebeurt dat je plots per ongeluk weer rechts gaat rijden). Wij werkten ook met ‘korte bocht’ en ‘brede bocht’ tegen elkaar te zeggen op het moment dat we moesten afslaan. Geen links-rechts verwarring zo.
  • Let op bij rotondes! Het verkeer komt er van de andere kant. In Engeland is er ook een systeem van rotondes met meerdere rijvakken en verkeerslichten. De bedoeling is dat je voorsorteert volgens de afrit die je moet hebben. Moet je dus de eerste afrit hebben, dan ga je helemaal links staan. Maar moet je de derde afrit, dan moet je het uiterst rechtse vak nemen en op een gegeven moment van vak veranderen. Klinkt heel chaotisch, maar er zijn meer dan genoeg lijnen op de grond die aangeven waar je naartoe moet.

Enkele sfeerbeelden van de kleine tweerichtingsstraten en soms moet je ook door een beek rijden.

Britten zijn sowieso veel hoffelijker in het verkeer dan Belgen. Wij reden door hele kleine straatjes waar je elkaar niet altijd kon passeren behalve op lay-by’s en tegenliggers gingen altijd mooi mee aan de kant of deden teken met hun lichten. Daar moet ik hier in mijn eigen Belgische straat zelfs niet op hopen ;).

Onze reisplanning

En dan nu een korte samenvatting van wat we tijdens de trip allemaal deden.

Dag 1: reizen en Oxford

  • Na een halve dag reizen waren we al doodmoe, in Oxford kan je makkelijk 2 dagen rond wandelen en dingen bezoeken, dus ik ben blij dat we daar voldoende tijd voor hebben genomen. Wat een fijne stad, het is er wel altijd een beetje druk denk ik.
  • In de namiddag bezochten we Christ Church, de kathedraal van de stad en meteen een eerste college van de universiteit. Prijzig, maar ik vond dit echt zwaar de moeite (de audiogids is ook echt goed!). Opgelet: elke vrijdag geven ze tickets voor de week erop vrij en die tickets gaan hard. Op tijd reserveren dus.

Christ Church

Dag 2: Oxford

  • Een citytrip dagje! We boekten deze walking tour met bezoek aan de Redcliff Camera van de Bodleian library. Heel fijne kennismaking met de stad.
  • We gingen ook naar binnen bij een college. Er is veel keuze, maar ons oog viel op New College, want hoewel de naam iets anders suggereert is dit één van de oudste colleges van de stad. Maar ook Magdalen College en Merton College zouden goede keuzes zijn.
  • We beklimden ook de toren van de universiteitskerk Saint Mary The Virgen. Echt een prachtig uitzicht, aanrader!
  • Boeken shoppen bij Blackwell’s is ook een must.

Links: zicht op de Redcliff Camera vanuit de toren van St. Mary. Rechts: New College

Dag 3: Blenheim Palace & aankomst in de Cotswolds

  • Vandaag pikten we de auto op en we reden meteen door naar Blenheim Palace. Unesco werelderfgoed! Dit is de plek waar Winston Churchill is geboren en John “Capability” Brown befaamde Engelse tuinen heeft aangelegd. Wij bezochten het paleis met meerdere expo’s en wandelden ook rond in de vele tuinen. Zes uur later waren we moe maar voldaan.

Links: zijkant Blenheim Palace. Rechts: zicht vanaf het openstelde dak.

  • We reden door naar de Cotswolds en stopten meteen bij Stow-on-the-Wold, het dorpje het dichtst bij onze cottage. Stow is altijd redelijk druk en heeft een middeleeuws aandoend minicentrum met oude marktplaats. De noordelijke deur van de St. Edward’s church is vooral een trekpleister: er groeien namelijk twee bomen door en het zou een inspiratiebron geweest zijn voor J.R.R. Tolkein voor de deuren van Durin.

Links: tuinen Blenheim Palace. Rechts: St. Edward’s church, Stow-On-The-Wold

Dag 4: Dagje in de Cotswolds

  • We begonnen heel vroeg bij Broadway Tower, het hoogste punt van de Cotswolds, om van het uitzicht te genieten zonder de drukte. Je kan de toren ook bezoeken, maar we wandelen enkel op de grounds helemaal naar beneden naar het dorpje Broadway.
  • Broadway is echt een etalagedorp met veel winkeltjes en barretjes en een hele mooie High Street. Nadien namen we de Uber naar boven want de klim zou te veel zijn geweest.
  • We reden naar Snowshill Manor & Garden. Een National Trust property. Charles wade legde hier een excentrieke collectie van spullen aan die je in de manor kan bezichtigen. De tuinen zijn daarnaast ook echt prachtig aangelegd.

Links: Broadway Tower. Rechts: Snowshill Manor & Garden

  • We bezocht Chastleton House, een Jakobistisch huis van een adellijke familie met door de eeuwen steeds te weinig geld om het huis goed te onderhouden. National Trust besloot het huis niet te restaureren, maar alles te laten zoals het was. Dit geeft een mooi beeld van zo’n adellijke familiewoning in verval. Ook hier zijn de tuinen fijn om door te wandelen.
  • We stopten kort even in Moreton-In-Marsch, een dorpje met een fijne high street, maar het was er doods dus vonden we er niet zo veel aan.
  • Uiteindelijk reden we toch nog naar Chipping Camden omdat dit voor velen het mooiste dorp van de Cotswolds is. Alle huizen van de High Street hebben namelijk dezelfde kleur van baksteen, en er staat ook een middeleeuwse markthal.

Links: Castleton House. Rechts: Chipping Camden

Dag 4: Sudeley Castle en meer Cotswolds

  • We reden eerst naar Winchcombe, een oud Saksisch dorp dat qua sfeer toch helemaal anders aanvoelde dan de andere dorpjes.
  • De reden daarvoor: we wilden graag Sudeley Castle & Gardens bezoeken. Sudeley Castle heeft een link met meerdere koningen en koninginnen uit de Engelse geschiedenis. O.a. Catherine Parr, de zesde vrouw van Henry VIII, leefde er en ligt er begraven. Het kasteel is vandaag privédomein maar de huidige eigenares stelt het open. Zeer boeiende expo over de geschiedenis van het kasteel, mooie samenhang van de huidige kamers die nog worden bewoond én de ruïne van vroegere vertrekken. En opnieuw: hele mooie tuinen. Sudeley is niet zo bekend, dus het is er veel minder druk dan in Blenheim Palace.

Sudeley Castle

  • Hierna reden we naar Bourton-On-The-Water maar omwillle van het extreem mooie weer was het daar over de koppen lopen. We besloten in Bourton te parkeren en van daaruit naar Lower Slaughter te wandelen. Een super klein dorpje aan dezelfde rivier. Persoonlijk vond ik dit het mooiste dorp dat we hebben bezocht.
  • Nadien gingen we wel nog naar Bourton. Het moet er heel mooi zijn als het er minder druk is. Dus kom vroeg zou ik zeggen. Je kan er wel makkellijk wat eten en drinken.
  • Wanneer de avond viel reden we door naar Burford. Een dorp op een heuvel met opnieuw een super mooie High Street. We gingen er eten in The Angel.

Je kan met de auto best wat dorpjes op zo’n dag zien. Meestal heeft zo’n dorp één of enkele mooie straten. En de drukte verschilt echt enorm per dorp, zo blijkt.

Links: Lower Slaughter. Rechts: Burford

Niet gedaan in de Cotswolds: Bibury met de overbekende Arlington Row (leek ons te druk en te klein om vlot te parkeren), Upper Slaughter (daar zijn we doorgereden, maar er was geen parking), Circencester (hoofdstad van de Cotswolds, hier hadden we geen tijd meer voor), de Romeinse villa in Chedworth, de tuinen van Hidcote manor en we zijn ook niet naar Stratford-Upon-Avon (geboortedorp van Shakespeare) gereden aangezien dat altijd overrompeld wordt door toeristen. Maar dat zijn dus wel allemaal goede opties ook ;).

Dag 5: Bristol

  • Voor we richting Box en Bath reden, gingen we een beetje uit de richting voor een dagje Bristol. We parkeerden aan het station.
  • Bristol is een soort Rotterdam: een hippe havenstad met veel leuke eetplekken, ruïnekerken door WOII bombardementen en wat street art. Maar het was iets minder hip dan ik had verwacht, er is namelijk ook heel veel geschiedenis en cultuur nog te vinden.
  • We bezochten de gotische pracht van St. Mary Redcliff, de prachtige Bristol Cathedral en het Bristol Museum & Art Gallery (alle drie gratis te bezoeken!). Verder liepen we vooral rond in de stad en lunchten we op de St. Nicholas Market.

Links: kleurrijke huisjes aan de haven. Rechts: Bristol Cathedral

Bristol is tof en je kan er langer spenderen dan één dag door bv. ook nog naar het dorp Clifton te gaan en de suspension bridge mee te pikken.

Dag 6: rond Bath

Dit was misschien wel mijn favoriete dag omdat we minder bekende zaken bezochten die allemaal echt heel mooi bleken. Dat we midden augustus tuinen in volle bloei hadden, hielp natuurlijk wel.

Links: Lacock. Rechts: Great Chalfield Manor

  • We begonnen in Lacock, een dorp van vier straten dat heel vaak dient als achtergrond van een historische tv-serie of film. Het hele dorp wordt onderhouden door National Trust. Als je er vroeg bent, heb je het dorp nog bijna voor jou alleen.
  • We bezochten ook Lacock Abbey, bekend van Harry Potter zo blijkt, maar het was het huis van William Fox Talbot, hij nam de eerste foto ooit aan de abdij en is de uitvinden van het negatiefproces. De abdij die werd omgevormd tot een familiewoning was interessant om te zien en er hoort ook een fotografiemuseum bij.
  • Daarna reden we naar Great Chalfield Manor & Gardens. Een onbekende parel uit de National Trust stal. Heel vaak de achtergrond van series en films die zich afspelen in Tudortijden aangezien de manor echt nog die middeleeuwse vibe heeft. Binnen kan je enkel met een begeleide tour die elk uur loopt, en je krijgt een beeld van een goed bewaarde middeleeuwse manor. De tuin is daarnaast echt een pareltje. Echt de moeite waard!

Links: Lacock Abbey. Rechts: Great Chalfield Manor

  • Tot slot, gingen we naar het dorp Corsham waar we Corsham Court bezochten. Een statig huis dat vol hangt met uitzonderlijke kunstobjecten (denk Rubens, Van Dyck, Lippi…) en prachtige uitgestrekte tuinen. Hier was niemand. We kregen in elke zaal persoonlijke uitleg van de medewerkers en de kunstcollectie was van een hoog niveau, helaas mochten we er geen foto’s nemen dus ik kan de binnenkant niet tonen.
  • We reden nog door naar Bradford-On-Avon, een stadje aan de rivier Avon, gebouwd op een heuvel waar nog een oude Romaanse Saksische kerk staat en de brug over de rivier de grootste trekpleister is. Daar aten we iets bij Ravello.

Links: Corsham Court. Rechts: Bradford-On-Avon

Niet gedaan: Dyrham Park, en ook Castle Combe hebben we aan ons voorbij moeten laten gaan. Avebury met de staande stenen hebben we ook moeten skippen.

Dag 7: Bath

  • Bath is een immens drukke stad qua verkeer en ligt ook in een dal, dus we besloten gebruik te maken van één van de drie park & rides waarbij je enkel de bus moet betalen die je naar het centrum brengt. We zaten minder dan 10 minuten op de bus dus dat was allemaal goed geregeld.
  • In Bath kan je heerlijk rondstruinen doorheen de straten met Georgiaanse en Edwardiaanse architectuur, bekend van Jane Austen en Bridgerton. Neem zeker de Pulteney Bridge, The Circus en The Royal Crescent mee.
  • Een must is ook een bezoek aan de Romeinse baden met audiogids. Ja, het is niet goedkoop en het is er best druk, maar het was zwaar de moeite. Unesco werelderfgoed dit en het is binnen nog veel groter en beter bewaard dan ik dacht.
  • Ook een bezoekje aan Bath Abbey is zeker de moeite. Deze gotische kerk heeft een uniek waaierpatroon.

Links: Pulteney Bridge. Rechts: Great Roman Bath.

In Bath kan je nog makkelijk langer zoet zijn door bv. één van de musea mee te pikken of het prior park in te wandelen voor een geweldig uitzicht, maar wij moesten de terugtocht maken naar Oxford en de auto gaan inleveren.

Dag 8: Oxford en naar huis

  • Onze laatste halve dag in Oxford spendeerden we in het prachtige Ashmolean Museum (gratis) waar je dagen in kan verdwalen. Er zijn collecties artefacten van oude beschavingen (Egypte, Grieken en Romeinen, Etrusken…) en ook een collectie Europese kunst. Voor ieder wat wils dus.,
  • Nog een laatste lunch op de leuke Covered Market en nadien via Londen met de Eurostar weer naar huis.

Ashmolean Museum, Oxford

En dat was het dan!

Extra bonustip: als je van plan bent om meerdere domeinen van National Trust mee te pikken – individueel zijn die best prijzig – kan je lid worden bij National Trust in Engeland of bij de Belgische tegenhanger Herita (wat goedkoper is), aangezien zij allen behoren tot de internationale organisatie INTO mag je dus in het buitenland ook gratis binnen bij de domeinen van de lokale erfgoedorganisatie. Zeker een winner qua budget en je kan de rest van het jaar ook in België wat zaken bezoeken dan.

Een lange blogpost dit, maar zo heb je alle praktische informatie meteen gebundeld bij elkaar. Hopelijk haal je er wat inspiratie uit!

Ben jij al eens naar Engeland op vakantie geweest?

Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.

Napels #3: een bezoek aan Pompeii

In april 2024 trokken Leen en ik naar de Italiaanse stad Napels voor onze jaarlijkse citytrip. Napels wordt ook wel de buik van Italië genoemd, ze zijn er blijkbaar zot van kerststallen en er is altijd wel ergens een hoek van waaruit de Vesuvius opdoemt. Napels is veelzijdig, Napels is luid, Napels is vuil en Napels voelt nog heel echt. Het werd een fijne kennismaking met deze zonnige stad.

Op onze tweede dag was het meteen tijd voor een uitstapje naar de oude Romeinse stad Pompeii. Pompeii klinkt druk en is voor velen een hoop stenen, maar wij zijn twee Latinisten met een hart voor het oude Rome. En ‘dankzij’ de ramp in Pompeii waarbij een vulkaanuitbarsting een hele stad onder zijn assen begroef, weten we heel veel over het leven van die rare Romeinen. Ik deed nooit een Italiëreis met school dus voor mij was Pompeii de eerste keer :).

Hoe geraak je in Pompeii vanuit Napels?

Met de trein is het eigenlijk heel eenvoudig. Vanuit het centrale Garibaldi treinstation (waar je vanuit heel Napels makkelijk raakt met de metro) neem je de circumvesuviano trein en stap je uit bij de halte Pompeii Scavi (scavi betekent opgravingen). Wij betaalden 13,20 euro heen en terug, dus dat is zeker niet duur.

Alleen moet je je wel verwachten aan een drukke toeristentrein. Zeker als je in de voormiddag vertrekt, wat ik wel aanraad want je bent makkelijk een hele dag zoet in Pompeii. Ik heb mensen bij het instappen heel fel anderen zien verdringen voor een zitplaats. Enfin, ik zag niet de mooiste kant van de mens, maar op een half uurtje ben je in Pompeii (dus ik vond rechtstaan ook niet zo erg).

Hoe was een bezoek aan Pompeii?

Casa de Sirico, eén van de vele villa’s met nog heel wat fresco’s.

Je betaalt 18 euro per persoon toegang (voor alleen Pompeii, je kan ook een combiticket met enkele villa’s kopen) en ik raad aan om op voorhand via de website tickets te boeken om zeker te zijn van een toegang (vooral in het hoogseizoen). Wij gingen op een weekdag in april wanneer ze regen voorspelden, uiteindelijk bleef het mooi weer, maar daardoor was het vrij rustig in Pompeii. Ik kan dus niet oordelen hoe druk het er gemiddeld is. Sowieso is het domein gigantisch. Neem dus zeker een plannetje bij de ingang en als het ergens te druk wordt, sla dan gewoon een zijstraat in.

Ik vond Pompeii best overweldigend. Ik had niet verwacht dat er nog zoveel gebouwen, muren en straten zo goed bewaard zijn gebleven. Ik had meer iets à la het Forum Romanum in Rome verwacht, maar Pompeii is dus veel meer dan dat.

Terme del foro

Je kan nooit alles doen op een dag dus je stippelt best een route uit volgens je interesses. Enkele stops die wij deden zijn:

  • therme suburbane (vlak bij de ingang als je van de trein komt)
  • casa del fauno
  • de basilica
  • het theater en het amfitheater met oefenweide daarnaast
  • lupanare (het bordeel met schunnige tekeningen)
  • terme del foro (heel mooi vond ik)
  • casa di sirico met nog veel fresco’s
  • de oude stadsmuren met een overgebleven wachttoren
  • casa poeto tragico met de mozaïek cave canem (‘Hier waakt de hond’), een gekend iets onder de Latinisten doordat het op de cover stond (staat?) van bepaald lesmateriaal

Links: een bakkerij met de maalstenen nog intact, rechts: mozaïek van Cave Canem achter glas, dus moeilijk te fotograferen

Ook gewoon fijn: door de straten wandelen en op het goed geluk links en rechts afslaan. En de eeuwenoude zebrapaden gebruiken om over te steken. Doe wel goede stapschoenen aan want de ondergrond is niet altijd even makkelijk.

Ze zijn nog altijd volop opgravingen aan het doen. Naar schatting ligt vandaag slechts 1/3de van de oude stad bloot. Het deel hieronder op de foto (genomen vanop de wachttoren) is niet publiek toegankelijk en in de achtergrond zie je enkele archeologische sites die – wie weet – een volgende keer wel te bezichtigen zijn.

Kom je op een zonnige dag dan raad ik aan om voldoende water en snacks zelf mee te brengen want er is amper schaduw. Het blijft een archeologische site dus binnen heb je wel WC-voorzieningen, maar geen restaurants. Daarvoor moet je het moderne Pompeii in. Wij hadden een bewolkte dag en dus viel de temperatuur, net als de drukte, goed mee.

Links: de basilica, in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden was dit geen religieus, maar wel een wereldlijk gebouw (wij hebben de structuur dan ‘gestolen’ om er ons Christelijke kerken op te baseren en daar is de naam basiliek van afgeleid). Rechts: het theater dat in de zomer wordt gebruikt voor voorstellingen, het witte gedeelte is gerestaureerd.

Het nadeel aan Pompeii is dat het er zo groot is dat je je er kapot kan lopen. Op de duur beginnen de zaken ook op elkaar te lijken. Tegen de helft van de namiddag hadden we dus zin om ons te zetten en iets te eten. We doken binnen bij pizzeria I matti voor – in mijn geval- een pasta (want pizza hield ik voor in Napels). Heel groot en toeristisch daarbinnen, maar met het eten was niets mis. Nadien namen we de trein terug die veel minder druk was, aangezien de mensen gespreid terugkeren naar de stad.

Zou ik er opnieuw naar toe gaan? Absoluut! Ik heb het gevoel dat ik nog steeds veel moet zien daar. Daarnaast zou ik ook Herculaneum eens willen doen omdat daar nog meer fresco’s te zien zijn en het meer behapbaar zou zijn op één dag. Of enkele andere opengestelde Romeinse villa’s in de buurt. Er is rond de Vesuvius nog zoveel Romeinse geschiedenis te ontdekken!

Ik heb met Pompeii toch iets kunnen afstrepen dat al heel lang op mijn bucket list stond. Ik denk wel dat het een ‘love it or hate it’ verhaal is. Voor sommigen is dit waarschijnlijk een hoop stenen die ze veel te lang in warme omstandigheden moeten trotseren. Maar hou je van geschiedenis en zie je wat wandelen op een dag wel zitten? Dan is dit sowieso de moeite!

Ben jij als eens in Pompeii geraakt?

Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.

Porto #1: Santo Ildefonso & Bonfim

In juni 2024 gingen we voor 6 dagen naar Porto als onze zomervakantie. Porto leek ons een ideale uitvalsbasis om ook wat uitstapjes te doen naar andere delen in Portugal. Maar al op dag 1 kreeg het coronavirus me te pakken, waardoor we meer in de stad bleven dan verwacht. Gelukkig bleek Porto een fijne stad waar je best veel kan doen, al is het er niet groot. De stad voelt als een soort Leuven in het buitenland. De ideale citytrip voor een lang weekend of voor een luie zomervakantie zoals wij deden.

We sliepen in een moderne Airbnb in de wijk Bonfim, die wijk stond in de reisgids aangeschreven als hip en opkomend. Tijdens onze eerste dag in Porto verkenden we Bonfim en omgeving en ik neem jullie hier graag mee naartoe.

Een klein stukje van Praca dos Poveiros

We sliepen vlakbij het leuke park Jardim Marques de Oliveira aan het Praca dos Poveiros. Waar de bouwvallige huizen afwisselen met hippe en authentieke eetplekken. Typisch voor deze voormalige arbeiderswijk die de laatste jaren aan het heropwaarderen is. Wij kozen voor een snelle pizzalunch bij Pizzaiolo aan het Coliseu, een art deco theater.

Links: Coliseu, rechts: Café Majestic.

Een beetje verder kan je rechts de Rua De Santa Catherina inslaan, de winkelstraat, waar je o.a. ook het chique Café Majestic – dit is dan weer Art Nouveau – vindt, samen met een horde toeristen die er een tafeltje proberen bemachtigen.

Als je nog wat verder wandelt, bots je plots op de blauwwitte tegels – azulejos – van de Capela Das Almas. Meteen een typisch beeld van Porto: de mooie tegels en kerken.

De kapel is opgezet in neoclassicistische stijl en gratis te bezoeken. Ik vond het interieur nog best sober, al zijn er ook binnen blauwe azulejos te vinden. Het is vooral treffend hoe zo’n mooi bouwwerk heel casual tussen de winkels op een drukke straathoek staat.

Om de hoek van de kapel kan je etenswaren inslaan in de mercado de Bolhao. Op de bovenverdieping vind je ook enkele leuke restaurants.

Er hangt die typische vibe van een zuiderse overdekte markthal, ik vind het altijd een must om daar even rond te lopen. De straten rondom de gigantische markthal zijn ook echt heel mooi met kleurrijke gevels.

Als je de Rua Santa Catherina in de andere richting naar beneden wandelt, kom je uiteindelijk uit aan de Igreja de Santo Ildefonso, opnieuw een blauw betegelde kerk vernoemd naar Ildelfonsos van Toledo, een bisschop uit de middeleeuwen.

De kerk is gebouwd in vroegbarokke stijl, al is het bladgoud van het altaar binnen wel echt overdadig. Voor 1 euro per persoon kan je naar binnen en daar hoort ook een minireligieus museum bij dat vooral heel schattig was.

In Portugal en Spanje zijn de barokke kerken vaak nogal too much. Zo ook de deze. Ik mis dan onze eenvoudige gotiek. Maar al dat bladgoud en die zware altaarstukken zijn nu eenmaal deel van de cultuur van het Iberische schiereiland dat lang heeft moeten strijden tegen de Moren – iets dat ik sinds mijn lessen Spaanse kunstgeschiedenis beter begrijp en probeer te waarderen.

Een bezoek duurt niet lang. Buiten aan de kerk staat er ook vaak een gezellige markt op het plein dat de kerk met het Sao Jaoa theater verbindt. Sao Jaoa (Johannes De Doper) is de patroonheilige van de stad. En enkele dagen later op 22 juni zou er een groot volksfeest zijn op zijn naamdag.

Ook nog een beetje verder weg in deze wijk: het Praca da Liberdade, het grootste plein van de stad met het stadhuis centraal. Een barok stadhuis, uiteraard.

Ik voelde me ondertussen zieker worden en dus gingen we terug naar de Airbnb. Bonfim bleek de ideale uitvalsbasis. Een beetje verder weg van het toeristische centrum, maar wel omgeven door fijne koffiezaken en eetplekken. Enkele aanraders:

  • Koffie kan bij C’Alma in een heel mooi pand, of bij Combi Coffee Roasters aan het park voor wie ook wil ontbijten en ook A certain café iets verderop biedt ook ontbijt en koffie.
  • Op het Praca do Poveiros vindt je heel wat eetplekken die lokaal Portugees serveren (maar wij zijn niet zo’n fan van veel vis of vlees op je bord). We gingen bij het iets hippere Antu.
  • Iets verder, maar wel twee keer geweest: Boa, boa voor lekker fusion Aziatisch. Van ramen tot curry’s en uiteraard bao’s. Aanrader!
  • Duello is een gezellige, kleine Mexicaan.
  • En het beste ijs van de buurt en van heel Porto is ongetwijfeld Gelateria Portuense. Je loopt er zo voorbij, maar dit ijs is echt niet te missen!

Ben jij al eens in Porto geweest?

(Noord-)Ierland #8: The Causeway Coast

In augustus 2023 trokken het lief en ik voor onze zomervakantie niet naar de zon, maar naar (Noord)-Ierland – waar we alle seizoenen meemaakten. Vliegen deden we op Dublin, waar we het even verkenden, om daarna door te reizen naar Belfast om het woelige verleden van Noord-Ierland en de prachtige natuur te ontdekken.

Noord-Ierland is meer dan Belfast. Zo staat dit deel van de UK/ het eiland Ierland bekend om zijn Causeway Coast aan de noordkust: een route die je met de auto kan rijden en die je langs de mooiste kusten en oude kastelen brengt. Wij huurden helaas geen auto, maar vonden toch een vlotte manier om met het openbaar vervoer een deel van deze route af te leggen.

Hoe geraak je van Belfast aan de Causeway Coast met het openbaar vervoer?

Het was even wat opzoekwerk, maar dit is hoe wij er geraakt zijn. We namen de trein van Great Victoria Street station (dat is niet ver van de City Hall) met bestemming Derry en stapten af in Coleraine. De trein wordt uitgevoerd door de maatschappij Translink en wij betaalden 18,50 Pond per persoon voor een dagkaart.

Aan Coleraine vertrekt de Coastway Rambler bus (nr. 402), ook van Translink dus je gebruikt hetzelfde ticket. De Coastway Rambler rijdt rondjes tussen Coleraine en Ballycastle. Je kan afstappen waar je wil en dan kan je kiezen in welke richting je weer opstapt. De bus is er ongeveer elk half uur, dus dat was zeker oké. Hieronder geef ik mee welke stops wij gedaan hebben, maar er is uiteraard nog meer te zien.

Dunluce Castle

Dunluce castle is vandaag een ruïne van wat vroeger het kasteel van de clan MacDonnell was. Het kasteel dateert al van de 13de eeuw. Voor 6 Pond per persoon kan je de ruïnes bezoeken. En dat is de moeite, ook omdat je vanaf het kasteel een mooi zicht hebt op de kliffen/kustlijn.

Na de Ierse nederlaag in de The Battle of the Boyne tegen de Engelsen werd het kasteel verlaten. Er gaat een legende de ronde dat de keuken op een gegeven moment in zee zou gestort zijn en dat de vrouw des huizes daarom weigerde er nog langer te wonen. Maar vandaag kan je nog steeds de keuken zien in de ruïne, dus veel waarde wordt er aan dat verhaal niet gehecht.

Dunluce is een populaire stop en ik vind het altijd fijn om in een kasteel rond te lopen, zeker als het een ruïne is. Aan de inkom is een kleine shop waar je ook een plannetje meekrijgt met informatie over de verschillende ruimtes en de geschiedenis.

Na een uurtje hadden we alles gezien en dus stapten we weer de bus op.

Giant’s causeway

De Giant’s causeway is dé trekpleister op deze route. Je ziet het aan het aantal geparkeerde auto’s en de hoeveelheid mensen die er rondlopen. Het was er echt druk, ondertussen kwam de zon er stilaan door. Er is een betalend bezoekerscentrum over de stenen, dat sloegen we over.

We begonnen meteen met de afdaling, de stenen liggen namelijk op zeeniveau dus je moet de klif afdalen (en daarna ook terug naar omhoog). En het is er druk!

The Giant’s causeway is een inham waar lavastenen zijn gevormd door de tand des tijds. De mensen zeiden hiervan vroeger dat de stenen zijn neergelegd door en voor reuzen, dus vandaar de naam ‘Giant’s causeway’. De wetenschappelijke verklaring is dat een vulkaanuitbarsting de stenen heeft doen ontstaan. Dit fenomeen is UNESCO beschermd ondertussen.

De stenen zijn een soort van trappen en tegelijk ook stoelen, maar ik vond het toch oppassen als je er rondstapt. Ik had ook gedacht dat het gebied met deze lavastenen groter was, maar eigenlijk is het zeer geconcentreerd op één bepaalde plek. En daar liep het dus vol mensen.

En die mensen doen de meest gekke dingen. Je ziet hen springen van stenengroep naar stenengroep, dicht bij het water. Soms zelfs hele jonge kinderen die gevaarlijke sprongen uithaalden. En dat terwijl er een stevige wind stond.

Ik vond de stenen dus best mooi en ook de inham heeft super mooie kliffen. Maar ik vond de ervaring van er te zijn met al die mensen niet zo fijn.

Tja, het is nu eenmaal de meest bezochte plek van Noord-Ierland. En de natuur is er echt heel mooi. Ik zou als tip geven om er heel vroeg of wat later op in de namiddag/in de avond te komen, zodat je de plek nog iets meer voor jezelf hebt.

Je kan in de buurt nog wel wat leuke wandelingen doen, maar wij gingen weer naar boven en stapten de bus op.

Dunseverick Castle

De volgende stap zou een korte zijn: op een hoge klif staat een mini ruïne van Dunseverick Castle. Het kasteel stond er waarschijnlijk al sinds de 5de eeuw en raakte in de 16de eeuw ook handen in van de MacDonnells. Tijdens het terreurregime van Oliver Cromwell werd het verwoest.

Het lijkt een stomme stop, maar tussen de twee kliffen is er een soort zee-inham en dat levert mooie natuurpracht op. Als je tijd hebt, kan je dus ook naar beneden wandelen, maar wij bleven boven staan. Er staan picknicktafels dus het is ook een heerlijke plek voor een lunch.

Wat een mooie plek hé

Ballintoy Harbour

De haven van Ballintoy is een populaire spot onder toeristen omdat er een scene uit Game Of Thrones is opgenomen. Wij stapten er af met de bus, maar moesten dan nog een hele weg naar beneden. De haven ligt echt op zeeniveau. Auto na auto passeerde ons, het was er heel druk. Ik vind persoonlijk de haven niet zo speciaal.

We dronken er iets in dat ene café dat ook verschillende cakes had. Je kon er alleen met cash betalen want wifi of mobiele data ontvangst was er niet. Dit is wat ze noemen afgelegen 😅.

Maar eens we waren bijgetankt, gingen we de omgeving verkennen en wauw wat een kusten! De haven is misschien in een aflevering op de tv geweest, maar ik vond toch de omgeving nog veel mooier. De foto’s spreken denk ik voor zich.

Op onderstaande foto spot je dichtbij Sheep island, maar helemaal in de verte linksboven, dat is Rathlin Island. Tijdens de oorlog met de Engelsen schuilde de familie MacDonnell en de verschillende families van de andere clanleden op dit eiland. Vooral omdat Sorley Boy MacDonnell tegen de Engelsen vocht.

Maar die Engelsen – Henry Sidney, Francis Drake en hun kompanen – vielen het eiland aan en hebben zowat iedereen (maar dan 600 mannen, vrouwen en kinderen) genadeloos om het leven gebracht. De hele MacDonnell familie van Sorley Boy overleefde het dus niet. Noord-Ierse geschiedenis, daar word je niet gelukkig van ;).

Bon, ik vond het er super mooi. En daarom is het waarschijnlijk ook terecht een populaire spot. En je zou het niet denken als je deze foto’s ziet, maar tijdens de terugweg naar boven begon het best fel te regenen.

We stapten dus weer de bus op met het plan om nog één stop te maken aan Kinbane Castle. Maar ofwel hebben we die halte gemist, ofwel stoppen ze er niet meer. En dus kwamen we aan in Ballycastle, een kustdorp met meer toerisme. En daar namen we bus terug die ons naar Coleraine station bracht.

Andere populaire stops zijn: de Carrick-a-Rede hangbrug (daar krijg je mij van zijn leven niet op 😅, maar heel populair), het stadje Bushmills waar je whiskey kan gaan proeven en de vele mooie stranden zoals Whitepark Bay.

We zagen dus maar een klein onderdeel van de Causeway Coast, maar wel het bekendste en meest populaire stuk. Ik wil heel graag de volledige route eens met de auto rijden, want de wegen zagen er heel goed te doen uit en je hebt overal voldoende parkeerplaatsen.

Zo’n dag in de natuur was een fijne afwisseling met het stedelijke van Belfast.

Ben jij al eens in Noord-Ierland geweest?

Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.

Napels #2: Vomero met het certosa e musea di San Martino

In april 2024 trokken Leen en ik naar de Italiaanse stad Napels voor onze jaarlijkse citytrip. Napels wordt ook wel de buik van Italië genoemd, ze zijn er blijkbaar zot van kerststallen en er is altijd wel ergens een hoek van waaruit de Vesuvius opdoemt. Napels is veelzijdig, Napels is luid, Napels is vuil en Napels voelt nog heel echt. Het werd een fijne kennismaking met deze zonnige stad.

Vorige keer nam ik jullie mee naar de Spaanse wijk waar we sliepen. Die Spaanse wijk ligt tussen het centrum van het stad en de wijk Vomero hoger op de berg. En vandaag wil ik jullie meenemen naar Vomero.

Er zijn twee manieren om boven aan te komen: te voet of met de kabeltrein vanuit Montesanto. Wij deden een combinatie van beiden: we wandelden vanuit de Spaanse wijk naar boven en stapten halverwege op de kabeltrein.

Uitzicht halverwege de klim op de Vesuvius en de baai van Napels

We stapten uit bij Morghen, van hier kom je makkelijk bij het Fort Sant Elmo, het klooster dat we later zouden bezoeken en de mooie statige wijk Vomero met ook veel winkels en eetgelegenheden.

Links: kabeltrein. Rechts: Villa in het Villa Floridiana park.

Het park Villa Floridiana werd onze eerste stop. Hier vind je een fijn park, een witte villa waarin het keramiekmuseum huist, een fontein vol schildpadden én een prachtig zicht op de baai van Napels. En dat laatste was ons doel. Je komt uit op een klein stenen terras maar het uitzicht loont wel degelijk de moeite.

Op de terugweg van het park haalden we een ijsje bij Mennella, want we waren toch al enkele uren op Italiaanse grond en dan hoort gelato er gewoon bij. Zeer lekker ijs!

Het was ondertussen al wat later op de namiddag en kortweg zijn er twee bekende bezienswaardigheden in Vomero: het Castel Sant’ Elmo, een gigantisch militair fort dat over alles uittorent en dus een prachtig uitzicht biedt, binnen huist ook een kunstmuseum.

Wij kozen echter voor het certose e musea di San Martino. Het stond in de Time To Momo reisgids beschreven als een klooster en museum ineen. De prijs was slechts 6 euro per persoon. Je komt meteen binnen in een soort van patio met de ingang naar een gigantische barokke kerk.

Via een andere ingang kan je ook achter de kerk de sacristie enzo bezoeken. Pas dan krijg je echt een zicht op de grootsheid (en schoonheid) van dit gebouw.

In het klooster blijkt veel te huizen: je vindt er een koetsenmuseum, enkele museumzalen met religieuze kunst, een gigantische kerststal, de kerk en kloostergangen met patio’s.

Wat ik dus niet wist is hoe serieus de inwoners van Napels kerstmis nemen. Al eeuwen is er een traditie van het bouwen van kerststallen (of Presepe in het Italiaans). Dat zijn heuse maquettes met allemaal miniatuurdetails. In dit museum vind je een gigantisch kersttafereel in een donkere ruimte, want de kerststal mag niet beschadigd worden. Maar we zouden nog meerdere kerststallen tegenkomen doorheen de vakantie.

De patio’s vond ik persoonlijk het mooist. Het klooster werd gebouwd in de 14de eeuw, maar van die gebouwen is niet veel meer over. Het was een kartuizerklooster en in één van de patio’s vind je heel wat doodskoppen als versiering. Rare mannen, die monniken.

Het gebouw is ook even gebruikt om oorlogsslachtoffers te verzorgen in de 18de eeuw, maar werd in de 19de eeuw opengesteld voor het publiek als museum.

En het beste: dit prachtige terras met uitzicht op de Vesuvius <3. Wat een prachtige plek.

Je kan ook een stuk van de tuin in, met opnieuw mooie uitzichten. Verder is de tuin niet zo bijzonder.

Het certosa e musea di San Martino waren we zonder verwachtingen binnen gestapt, maar we vonden het echt een leuke plek. Het is zo divers en het was er ook best rustig. Het is zo’n plek die ik meteen opnieuw zou bezoeken, dus ik vind het zeker een aanrader.

We dronken nog een wijntje op het terras aan de buitenkant van het gebouw, waar je een uitzicht hebt op de stad. Geslaagde eerste namiddag.

Nadien namen we de trappen naar beneden. Een hele omgekeerde klim. Het plan was om iets te eten bij pizzeria e trattoria ‘al 22, dat raadde de reisgids aan. Maar na het voorgerecht voelde ik me niet zo goed en keerden we terug naar de AirBnB.

Heb jij een favoriete plek in Napels of wil je er eens heen?

Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.

Parijs #11: Het Musée Jacquemart-André

In mei 2025 gingen Leen en ik een dag op en af naar Parijs voor de Artemisia expo in het Musée Jacquemart-André. Parijs telt honderden musea en iedereen kent wel het Louvre, de Orangerie of d’Orsay. Maar Musée Jacquemart-André was ook voor mij onbekend. Onbekend is meestal onbemind en dat geldt helemaal voor dit museum. Ik neem je dus graag even mee naar onze ervaring.

Het museum ligt op de Baron Haussmann straat (zeg maar boulevard), boven de Champs-Elysées in het achtste arrondissement. Het was oorspronkelijk een privéwoning van een rijke familie. Wanneer Édouard André trouwt met Nélie Jacquemart en het koppel een voorliefde heeft voor kunst, beginnen ze hun verzameling. Vooral kunst uit de Renaissance intrigeert hen, van Italiaanse grootmeesters en de Vlaamse primitieven. Het koppel wilde nadrukkelijk dat na hun dood het huis werd omgevormd tot een museum en dat is het al sinds 1913. In 2023 werd het nog grondig gerenoveerd.

Momenteel kan je er enerzijds de vaste collectie gaan bekijken en zijn er verschillende tentoonstellingen doorheen het jaar, met voornamelijk een focus op Italiaanse kunst. Zo ook de huidige expo rond Artemisia Gentileschi, een 17de eeuwse schilderes, feministe en volger van Caravaggio – één van de eerste vrouwen die echt geld verdiende met haar kunst.

We betaalden 18 euro euro per persoon voor de expo + de vaste collectie. Je raakt er eenvoudig met de metro (halte Moresnil). Je komt binnen via een heel statige witte voorgevel en moet eerst naar de achterkant wandelen waar je de echte ingang vindt.

En dat blijkt een mooie statige neoclassicistische gevel met beelden van leeuwen en een prachtige patio met groen, bankjes en Romeins-aandoende beelden.

Eens binnen wandel je door een prachtig stadspaleis met kunst aan de muren. Maar ik moet eerlijk toegeven: ik heb niet veel naar de kunst gekeken, want ik was afgeleid door de prachtige ruimtes. Het was er door de populaire expo wel redelijk druk.

Allemaal grote open ruimtes met prachtige plafondschilderijen. Maar mijn mond viel pas helemaal open bij de marmeren trappenhal. Zoveel licht en met de spiegels wordt het bijna een soort van mini-Versailles.

Ja, zeg. Hier wil ik wel wonen!

Het deed me wat denken aan The Wallace Collection in Londen, waar het museum ook vaak mee wordt vergeleken (en dat dus ook één van mijn favoriete musea in Londen is).

Helemaal boven vlak voor de expozalen is er dan nog deze Oosters getinte zaal met beelden en zuilen en met bladgoud afgewerkt houtwerk plafond:

En dan de expo: die was verspreid over een 8-tal kleine zalen en heel sober ingericht. Alle focus lag op de schilderijen en dat vond ik wel fijn. Ik vond het er alleen veel te druk. Zeker in de eerste zalen. We waren er op het middaguur, dus naar het einde toe nam de drukte wel wat af. Maar ik las online al dat het er met momenten heel druk kan zijn, dus het is wel een probleempje dat ze hebben. Eigenlijk zijn de ruimtes van de expo te klein voor de populariteit ervan. Maar misschien breiden ze ooit uit? Als je dus een tijdslot boekt (want dat is verplicht), doe het tactisch: heel vroeg ’s morgens, vlak op de middag of tegen sluitingstijd.

Hieronder een paar foto’s met enkele werken van Artemisia. Als grote fan vond ik het fantastisch om zoveel werken van haar op één dag te mogen bekijken.

Links: Judith and Her Maidservant. Rechts: Allegory of Inclination, het werk dat werd gerestaureerd in het Casa Buonarotti in Firenze toen wij er waren.

Links: Yael et Sisera. Rechts: Sleeping venus.

Links: kopie van Judith slaying Holofornes, naar het origineel dat in Napels hangt, ik zag ooit een andere variant in het Uffizi in Firenze. Rechts: detail van Esther before Ahasuereu.

Daarnaast hingen er nog wat werken van haar vader Orazio. Artemisia heeft als jong meisje waarschijnlijk aan enkele van zijn werken meegewerkt. En ook eentje van Caravaggio want diens rauwheid en gruwel was een grote inspiratiebron voor haar.

De expo noemt haar een feminist en een heldin van de kunst. Dat is natuurlijk mooi, maar het was in haar leven niet makkelijk als vrouwelijke kunstenares. Je merkt wel aan haar kunst dat ze een vrouw was en dat ze de dingen dus ook vanuit die blik interpreteert. Ook al had ze vaak goede mecenassen (o.a. de Medici), helaas is ze ook lang in de vergetelheid geraakt. Maar vandaag is Artemisia heel geliefd bij kunstliefhebbers en dat bewijst deze expo. Nog tot 3 augustus in het Musée Jacquemart-André in Parijs.

Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.

Parijs #10: Le Petit Palais (+koffietips Montmartre)

In februari 2024 deed Eurostar weer eens een actie en dat bracht ons voor drie dagen in Parijs. Zoals je aan het nummer van deze blogpost kan zien, was het voor mij niet de eerste keer in de stad. Maar voor het lief wel. We wandelden dus langs heel wat hoogtepunten die al eens eerder aan bod kwamen, maar we deden ook een aantal nieuwe dingen. En daar wil ik nog wel graag wat over vertellen. De vorige keer had ik over onze bezoek aan de Sainte Chapelle, vandaag gaan we naar het kleine paleis.

Le Petit Palais

Op de tweede dag wilden we graag naar Le Petit Palais, het museum van schone kunsten, aan de Pont Alexandre III. Eén van de vele gebouwen neergezet voor de wereldtentoonstelling van 1900. Net als die brug trouwens en Le Grand Palais, een plaats voor tijdelijke expo’s dat ze heel lang hebben gerestaureerd maar in 2025 terug opende (en al voor de Olympische Spelen werd gebruikt).

Bon, op maandag is het museum gesloten, daar kwamen wij dan achter toen we er stonden, haha. Dus gingen we die dag naar de Orangerie in de Tuilerieën om o.a. de Waterlelies van Monet nog eens te bewonderen. Maar een dag later kwamen we terug voor Le Petit Palais. Toegang tot de vaste collectie is gratis, voor expo’s moet je betalen.

Binnenkomen doe je in de grote hal, die is prachtig! Daarna kan je de Galerie des sculptures, met de collectie beeldhouwwerken, induiken. En dat is ook meteen de allermooiste zaal van het gebouw.

Daarnaast kan je op de bovenverdieping rond de binnentuin heel wat verschillende zalen doorwandelen met werken van Monet, Gauguin, Delacroix… Kortom, de grote Franse kunstenaars. Al kom je ook heel wat kleinere onbekende werken tegen. Onderstaande foto’s zijn gemaakt in de Galerie des grands formats.

De collectie is niet te vergelijken met het Louvre, maar dat zorgt er ook voor dat je je meer kan laten verrassen. Wij waren in het museum vlak na openingstijd en er waren zeker nog heel wat andere mensen, maar dit kan je niet vergelijken met de drukte van het Louvre. En het is ook allemaal veel meer behapbaar.

Op de benedenverdieping heb je nog enkele zalen met vroegere religieuze kunst. Daar zijn de ruimtes iets minder open, maar het werd alsnog mooi gebracht. Je brengt makkelijk anderhalf uur door om alles te bekijken. En daarna kan je uitrusten in de prachtige binnentuin.

De binnentuin bestaat uit overdekte zuilengalerijen die een soort amfitheater creëeren voor de tuin. Zelfs in februari stonden er bloesems, in de zomer moet dit echt een prachtige plek zijn.

Le Petit Palais is gewoon een heel fijn kunstmuseum met een mooie tuin en ook nog eens gratis om te bezoeken. Al zijn de expo’s vaak ook heel interessant. Een alternatief voor wie geen ticket voor het Louvre heeft kunnen bemachtigen en voor wie de Orangerie en d’Orsay al heeft bezocht. Ik keer zeker nog eens terug!

Oude favorieten en een tijdelijke expo

De overige tijd in Parijs spendeerden we met door de stad te wandelen langs mijn favoriete plekken.

Links: zuilen aan het Palais Royal. Rechts: Invader expo.

Met dus een bezoek aan de Orangerie. En ook gingen we naar Invader’s tijdelijke expo in een parkeergarage. Daarnaast proberen we in Parijs zelf ook zoveel mogelijk Invaders te spotten.

Links: Montmartre <3. Rechts: de waterlelies van Monet in het Orangerie museum, must see!

Koffie in Montmartre

Omdat we in Montmartre sliepen brachten we daar veel tijd door en het was best koud in februari dus gingen we regelmatig een koffie drinken in de buurt, hierbij onze aanraders:

  • Sylon de Montmartre: ook heel leuk voor een uitgebreid ontbijt of een brunch
  • Canopi Coffee: ligt wat uit de kering in een mooi stukje Parijs, voor wie weg wil van de gebaande paden
  • Two Doors Coffee: hiervoor moet je naar beneden wandelen achter de sacre-coeur en heel veel geluk hebben met een plek want het is er altijd druk. Ideale stop voor wie deze wandeling doet trouwens.

Meer tips voor Parijs vind je via mijn reisgidsoverzicht. Wat is jouw favoriete plek in Parijs?

Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.

Lessen van een analoog experiment

Geïnspireerd door Leen, kocht ik mezelf in februari ook een analoog wegwerpcameratje (deze van Agfa met ingebouwde flash). De camera kon 27 foto’s nemen, waarvan ik er 22 nam tijdens onze vakantie in Malaga en onlangs nam ik de laatste 5 in Parijs.

Ik ben geen fotografiewonder. Ik ben iemand zonder geduld. Zo’n spiegelreflexcamera met verschillende lenzen en manuele instellingen is niet voor mij weggelegd. Ik maak wel graag foto’s met mijn smartphone – vooral op vakantie – en hoewel ik er dan veel te veel op één dag neem heb ik altijd veel aandacht voor het kader van de foto.

Analoge fotografie is best complex, behalve met zo’n wegwerpcamera. Het enige waarmee je dan bezig moet zijn is het kader: wat ga ik fotograferen en wat plaats ik waar op de foto? Helemaal mijn ding. En de sfeer van zo’n analoge foto met die grain en warme kleuren is gewoon super mooi.

Nu de eerste foto’s binnen zijn, laat ik jullie graag de resultaten zien en koppel ik dat meteen aan enkele lessen.

Les 1: te veel zon in de lens zorgt voor overbelichting

Dat is natuurlijk zo met elke camera, maar een smartphone kan daar vaak nog best oké mee om. Een analoge camera maakt er een zonnevlek van of het geheel wordt te wit. Niet meer doen dus.

Les 2: het kader van de foto is breder dan wat je zelf ziet als je de foto neemt

Een heel belangrijke les voor iemand die belang hecht aan het kader (that’s me). Ik let altijd heel erg op wat de hoeken zijn voor ik een foto neem. En op bovenstaande foto’s was het niet de bedoeling dat het witte busje of de man rechts van de kantelen mee op de foto zou staan. Maar de foto zoomt blijkbaar harder uit dan je ziet.

Dus ik moet leren inschatten dat mijn kader breder is dan wat ik door het schermpje zie. Of ik knip gewoon mijn foto wat bij achteraf ;).

Les 3: de camera stelt scherp op het midden van het midden van de foto

Dat is vooral van belang als je een persoon mee wil fotograferen want de regels van de fotografie zeggen dat je nooit een persoon in het midden moet zetten (1/3de regel), maar dan is die persoon dus ook niet scherp. Bovenstaande foto van mezelf beschouw ik nog als gelukt omdat ik relatief in het midden sta, maar bij andere experimenten met personen aan de zijkant is het resultaat minder goed.

Ook bij het nemen van landschapsfoto’s is het opletten geblazen. Als je centraal een bepaald element wil scherpstellen/uitlichten zoals de foto met de toren links is het resultaat best oké. Bij uitzichtfoto’s zonder centraal element (foto rechts), wordt het geheel vlak en onscherp.

Les 4: je kan er hele mooie sfeervolle plaatjes mee schieten

En dat is het belangrijkste ;). Hieronder mijn favorieten:

Parijs Invader op de Pont Neuf.

Het Alhambra in Granada <3. Er was die dag nogal vlakke grijze lucht jammer genoeg.

De kathedraal van Malaga. Hier zie je goed dat het centrale gedeelte veel scherper is gesteld dan de uithoeken.

Links: Notre Dame in Parijs (weer een arm in het kader omdat het kader breder was dan gedacht ;)). Rechts: enige foto die ik semi-binnen nam in een wat donkere galerij, love it! Ik nam verder nog nooit binnen een foto en al helemaal niet met de flits.

Links: kathedraaltoren met mooie lucht. Rechts: absolute favoriet met veel mooie warme kleuren, de weerspiegeling in het water en de lucht met wolken.

Ga ik nog eens zo’n wegwerpcamera kopen? Absoluut! Ga ik dat nu elke vakantie doen en er altijd mee bezig zijn? Neen. Het is gewoon fijn om er af en toe bewust mee bezig te zijn. In een wereld van AI hypes zoals studio ghibli en barbiepoppen biedt dit een mooi tegenwicht.

Ik plan om er eentje mee te nemen naar onze zomervakantie in Engeland. En ik heb nu wel het gevoel dat ik een goed idee heb van welk type foto’s ik er het best mee kan maken en waar ik op moet letten.

Neem jij vaak foto’s?

Rome #7: rond het Piazza Navona

In november 2023 kreeg het lief een tripje naar Rome cadeau van het werk (voor zijn 10de werkverjaardag), als collega en lief had ik zelf de trip in elkaar mogen steken. En man, wat was ik vergeten hoe een geweldige stad Rome was! Ja, het is er altijd druk, ook in november, maar je kan heel snel weer de hoek om een rustig straatje inwandelen waar je alleen bent. Ook dat is Rome.

In de voormiddag bezochten we het Palazzo Barberini en lunchten we in de buurt van het Piazza del Popolo. In de namiddag stapten we naar beneden langs het mausoleum van Augustus naar de Tiber tot aan de Ponte Umberto I, mijn favoriete brug en uitzicht in Rome.

Mooi hé? Ik vind het zicht op de Sint-Pietersbasiliek hier gewoonweg prachtig. Het Castel Sant Angelo zat deze keer verscholen achter de bomen rechts. Het Vaticaan stond voor de volgende dag op het programma, dus we keerden terug richting de stad.

Naar het piazza Navona. Het mooiste plein van de stad aangelegd in de 17de eeuw in opdracht van de Pamphili paus, Innocentus X, wiens paleis nog steeds aan dit plein staat. Het plein ligt bovenop de Romeinse site van het stadium van Domitianus, vandaar de ovale vorm. Het is een barokplein met als blikvangers de vierstromenfontein van Bernini en de kerk Sant Agnese in Agone van Borromini.

Links: Piazza Navona. Rechts: Sant Agnese in Agone, Borromini’s meesterwerk.

Spring zeker de kerk even binnen als die open is, de Sant Agnese heeft één van de mooiste barokke koepels van de stad. In de buurt van het Piazza Navona vind je veel kerken die de moeite zijn. Onze reisgids stelde er een aantal voor, en we kozen uiteindelijk voor de San Luigi dei Francesci.

Deze barokke kerk is vooral bekend omdat er een drieluik van werken van Caravaggio hangt in één van de zijkapellen. Het gaat om drie scènes uit het leven van Mattheus. De entree is gratis, maar het is heel druk bij de kapel, dus bewonder ook zeker even de rest van de kerk die vooral met veel bladgoud is bedekt.

Caravaggio in de San Luigi dei Francesci

En dan nog één kerk om het af te leren: de Santa Maria della pace heeft een wat vreemde neoclassicistische ingang en is niet zo groot, maar het klinkt van de grote namen: het altaar van Maderno, de Chigi kapel met een werk van Rafaël en ook een werk van Orazio Gentileschi, de papa van Artemisia en een Caravaggist. Als grote Artemisia fan was dat eigenlijk de reden dat ik er binnen stapte. En daardoor misten we zelfs de Rafaël, kan gebeuren hé.

Links: Santa Maria della pace. Rechts het werk van Orazio Gentileschi.

Qua kerken heb ik altijd een beetje een kiezen is verliezen gevoel in Rome, maar je wil ook niet dat alles op elkaar begint te lijken dus te veel barok op één dag is ook niet goed. Ik laat het meestal allemaal wat op mij af komen en afhankelijk van de openingsuren lukt het ons wel of niet om een bepaalde kerk binnen te stappen.

Genoeg kerken voor nu dus. Tijd voor wat mooie straatjes. Eén daarvan is de Via Giulia, dat blijkbaar vaak in films wordt gebruikt. Wij liepen door een lege straat, duidelijk nog niet zo bekend bij het grote publiek.

Links: Via Giulia. Rechts: Palazzo Ricci met 16de eeuwse fresco schilderingen.

Duik even een zijstraat van de Via Giulia in en daar vind je in een klein rijhuis de gelateria Neve di Latti. Je loopt er echt zo voorbij. Maar dit was zonder twijfel het beste ijs van de vakantie, en dat is een hoge lat om te halen.

Uiteindelijk kwamen we zo uit op het Campo de Fiori, het marktplein, waar de markt aan het afronden was en waar het standbeeld van Giordano Bruno, de filosoof die hier de doodstraf kreeg – zoals zovelen anderen -, ons aanstaarde.

Links: Campo de Fiori. Rechts: Sant’ Andrea della Valle

Op de Corso Vittoria Emmanuelle II staat een grote basiliek: de Sant’ Andrea della Valle. Niet zo speciaal volgens de reisgidsen, maar ik herinnerde mij deze kerk nog van 10 jaar geleden. Een mooie barokke koepel met eerder aardse tinten en kleuren wat zorgt voor een mooi licht vanbinnen. En deze kerk is echt gigantisch.

Laatste stop voor vandaag: Area Sacra del Largo Argentina. Dit is een stuk Romeinse opgravingen waar je de restanten van vier Romeinse tempels vindt en het theater van Pompeius. En dat zou de plek zijn waar Julius Caesar door de Senaat met messteken werd vermoord in maart 44 v. Chr. Helemaal zeker zijn we niet van de plaats delict, maar dit is de dichtste gok. Vandaag doet dit plekje in Rome dienst als kattenasiel. Zij lopen er tussen de brokstukken rond. Dit is dus ook één van mijn favoriete plekken :).

Tegen de avond namen we de metro naar de wijk Testaccio buiten het centrum. Dat is een opkomende wijk met veel street art en leuke eetplekken. Wij spotten er de Jumping Wolf van onze Gentse ROA, maar verder wil ik er bij daglicht nog terug naartoe. We aten bij Felice a Testacchio aan het laatste niet gereserveerde tafeltje. Felice zou de beste Cacio e Pepe pasta van de stad hebben en damn, het was echt heel lekker. Aanrader, maar reserveren is dus de boodschap. Dit is zo’n plek waar je echt tussen de locals dineert.

Links: Jumping wolf, ROA. Rechts: Felice a Testacchio.

Et voila, zo kwam onze tweede dag ten einde in Rome.

Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.

(Noord)-Ierland #7: Belfast Queen’s Quarter en de City Hall

In augustus 2023 trokken het lief en ik voor onze zomervakantie niet naar de zon, maar naar (Noord)-Ierland – waar we alle seizoenen meemaakten. Vliegen deden we op Dublin, waar we het even verkenden, om daarna door te reizen naar Belfast om het woelige verleden van Noord-Ierland en de prachtige natuur te ontdekken.

Met het Titanic Quarter en het Cathedral Quarter hebben we al twee toeristische wijken uit de stad bezocht. Vandaag neem ik jullie mee naar de derde wijk waar heel wat te beleven valt: het Queen’s Quarter. Maar eerst starten we met het hart van de stad: de City Hall.

City Hall

De City Hall is misschien wel het meest indrukwekkende gebouw uit het centrum van Belfast. Je vindt het op Donegall Square en het gebouw dateert van 1906.

City Hall by night

Er zijn meerdere manieren om het gebouw te bezoeken. Op de benedenverdieping is een gratis tentoonstelling over de geschiedenis van Belfast en Noord-Ierland. Die expo bezochten wij. Daarnaast kan je een betalende tour van het gebouw boeken waarmee je ook de bovenverdieping aandoet. Op het moment dat wij er waren was er een evenement en dus was de boven in gebruik.

De expo is verdeeld over verschillende kleine kamers en is tegelijk heel gedetailleerd en toch voldoende algemeen. De geschiedenis van de stad komt aan bod van het ontstaan tot halverwege de 20ste eeuw. Over The Troubles is er enkel één witte kamer met getuigenissen. En dat vond ik jammer, want ik had net gehoopt om over deze woelige periode meer te leren. Maar ook als lokale overheid is het blijkbaar niet gemakkelijk om daar objectief over te berichten in deze tijd.

Het gebouw is wel echt een pareltje met prachtige neoclassicistische koepels, glas-in-loodramen en een grote statige trap. Zo’n rondleiding lijkt me dus zeker fijn en staat voor een volgende keer op het programma.

Rond de City Hall is een mooie tuin, met ook een plek voor de Titanic Memorial Garden, waar de namen van alle slachtoffers van de ramp te vinden zijn.

Titanic memorial garden

St. George’s market

Ietwat verderop vind je St. George’s market een overdekte markthal die enkel vrijdag en in het weekend open is en waar zowel eetkramen als eerder creatieve winkeltjes te vinden zijn. Wij waren er tijdens de craft market en ik noem dat een hipster markt met allemaal kunstenaars of artisanale bakkers/koks die hun creaties aan de man brengen.

Wij konden er maar even blijven en dat vond ik enorm jammer want ik vond dit is een geweldige plek. Aangezien de markthal enkel in het weekend open is, konden we ook niet meer teruggaan. Ik kocht er een kussensloop met een vos op (nog steeds mijn favoriet) en enkele kaartjes.

Op naar queen’s quarter nu. Dat is een eindje stappen richting het zuiden van de stad. Je komt dan door wat straten die wat meer verloederd zijn, maar het queen’s quarter, genaamd naar The Queen’s university, is zeker wel hip te noemen.

Botanic gardens

Eerste stop: de botanic gardens, een groot park met een enkele serres, waaronder het befaamde palm house, dat toe was op een zondag. De zon scheen ondertussen volop en ik voelde me in deze stad helemaal thuis, zoals je kan zien ;).

Palm house van de botanic gardens

Het park heeft ook een mooie Engels ingerichte rose garden. Daarnaast is er een speeltuin voor de kinderen.

Rose garden in de botanic gardens

Van in het park kan je ook naar het Ulster museum, het grootste museum van de stad. Ulster is één van de vier oorspronkelijke provincies van Ierland en de naam van de regio die je nu zou kunnen gelijkstellen met Noord-Ierland. Het museum is zoals zoveel staatsmusea in de UK gratis te bezoeken.

Het museum is opgedeeld uit verschillende verdiepingen, elke verdieping heeft zijn eigenheid. Zo vindt je op de benedenverdieping geschiedkundige informatie over The Troubles (wat ik niet vond in de City Hall, vond ik hier dus wel), zijn er een aantal natuurkundige verdiepingen (met opgezette dieren en skeletten enzo), en op de bovenste verdieping hangt kunst. Een alles-in-één museum dus.

Links: The Troubles poster. Rechts: op veel plekken was er een varieteit aan spullen bij elkaar gezet :).

Ik vond de akoestiek er wel luid (er liepen ook veel kinderen rond), dus wij deden het stukje over The Troubles en zochten (en vonden) dan de rust bij de kunst. Het is wel echt een heel mooi modern museum, alleen was door de grootte van het aanbod onze focus wat zoek. Wij hadden die dag ook al heel wat gezien, dus we besloten niet te lang te blijven.

Queen’s university

Op de terugweg passeerden we nog langs Queen’s university, de onafhankelijke universiteit. Het Lanyon gebouw staat er al sinds begin 19de eeuw en is geïnspireerd op gebouwen uit het Tudortijdperk. De gotische kapel doet dan weer denken aan St. George’s chapel uit Windsor.

De kapel

Ik zou hier wel kunnen studeren! The Queen’s university heeft zich afgesplitst van de Ierse universiteit na de onafhankelijkheid van Ierland in 1908.

Et voila, de botanic gardens, het Ulster museum en Queen’s university maken van Queen’s quarter een fijne wijk om te bezoeken tijdens je citytrip. Al ben je op een halve dag wel rond. Er zijn ook nog heel wat leuke studentikoze bars te vinden met democratische prijzen. Opnieuw: ik zou hier wel kunnen studeren.

Stilaan werd het tijd om ook eens het minder toeristische deel van de stad te zien, maar dat is voor een volgende keer!

Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.