Enkele weken geleden besloten we om nog eens een namiddag te spenderen in een museum. Ons oog viel op een dagje Brussel omdat we hadden gehoord dat een van onze favoriete street artists Invader er een tentoonstelling had in het MIMA.
Ik had nog nooit van het MIMA gehoord, maar het staat blijkbaar voor Millennium Iconoclast Museum of Art. In het museum vind je collecties hedendaagse kunst waarin interactie met het publiek vaak centraal staat. Nog tot en met 8 januari 2023 staat het MIMA volledig in het teken van het Rubikcubisme.
Je kent Invader van zijn gekleurde space invaders die je in grootsteden overal ter wereld in het straatbeeld kan tegenkomen, vaak onopvallend. De Franse street art kunstenaar doet dit niet helemaal legaal en zijn identiteit is nog steeds een geheim. Naast street art, maakt hij ook eigen werk en al enkele jaren staat de befaamde Rubik’s cube hierin centraal. Deze kunstvorm krijgt daarom de toepasselijke naam Rubikcubisme. Ook meneer Rubik, de Japanse bedenker van de breinbreker, is trouwens grote fan.
Aan de hand van echte Rubik’s cubes die hij met de hand draait en dan op de juiste positie legt creëert Invader een werk. Dat met het blote oog niet altijd makkelijk te begrijpen is, maar met je smartphone kijk je als het ware van verder naar het canvas en ontvouwt zich plots een bekend tafereel, zoals een portret van een bekend persoon, een beroemd schilderij, een albumhoes of een filmposter.
Dat je met je smartphone door de zalen loopt om de werken beter te begrijpen zorgt voor best wat interactie. Het was eens een andere manier om kunst te beleven. En ik heb heel wat respect voor het geduld dat hierin gestopt is om alle de kubussen net zo te laten uitkomen dat je plots een patroon ontdekt in al die gekleurde tegels.
Het MIMA is geen groot museum, maar het is heel slim ingericht voor deze tentoonstelling. Met felgekleurde muren die de werken goed doen uitkomen. Bovenaan kom je ook uit op het dakterras, met een mooi zicht op Brussel, en een grote Space invader in de muur. En jawel, je kan deze scannen met je space invader app en punten scoren (en tip: kijk ook beneden zeker even of je geen tweede werk vindt ;)).
De expo ‘Invader Rubikcubist’ loopt nog t.e.m. 8 januari 2023. Een volwassen ticket kost 12 euro, met de Museumpas heb je gratis toegang. Je bent ongeveer een dik uur zoet, het valt dus zeker te combineren met een terrasje of een tweede museum. In Brussel is er op dat vlak keuze genoeg.
Ik vind dit zeker een originele expo die heel toegankelijk is voor jong en oud. Dus stap een van de komende maanden even binnen in het MIMA als je de kans hebt.
In juli 2019 maakte ik mijn voorlopig laatste echt grote (rond)reis. We gingen toen 7 dagen naar Roemenië, meer bepaald voor een roadtrip doorheen een deel van Transsylvanië. Ik schreef daarover al eens een uitgebreide gids. Roemenië is niet de meest typische reisbestemming. Maar het heeft wel alles te bieden: cultuur, natuur, steden, platteland, geschiedenis… en lekker eten.
Na een overnachting in Sighisoara pakten we opnieuw onze koffers voor een volgende stop. Normaal was het plan om meteen door te rijden naar Sibiu, waar we die avond zouden slapen. Om de dag erna de Transfagarasan Road te gaan rijden alvorens naar Boekarest te trekken. Maar dat rijden in de bergen was al een zware bevalling geweest (het was mijn eerste keer rijden op grote hoogtes) en we waren best moe. En het was sowieso al net wat te spannend om de Transfagarasan te rijden én tijdig Boekarest te halen. Dus we gooiden het plan om en zouden enkel nog Sibiu doen en van daaruit naar Boekarest rijden.
Omdat twee dagen Sibiu ons wat veel leek, gingen we op zoek naar een interessante stop tussen Sighisoara en Sibiu en die vonden we in Biertan.
Biertan is net als Viscrieen oud Saksisch stadje dat gedomineerd wordt door een weerkerk op de heuvel van het dorp. Het staat op de Werelderfgoedlijst van Unesco.
Het grote verschil met Viscri is dat het moderne toerisme er nog iets meer is ingeslopen. Zo zijn de hoofdstraten van het centrum geasfalteerd en is er een betalende parking aangelegd voor de toeristen(bussen). Al van ver zagen we de weerkerk opdoemen die we een bezoekje brachten.
Een bezoek aan de weerkerk van Biertan kost 10 lei per persoon en er is ook een leuk winkeltje aan waar ik een selectie postkaartjes insloeg. De ingang is langs een donkere trap waarna je meteen op binnendomein van de kerk komt.
Het uitzicht van het domein wordt gedomineerd door de Lutherse kerk. Deze is gebouwd door de Duitse Saksen toen dit stukje van Roemenië nog deel uitmaakte van Hongarije. Als je binnenkomt, springt meteen het speciale plafond in het oog. Ik vind dit een zeer bijzondere kerk, veel groter dan die van Viscri.
Het domein rond de kerk, waar dus het hele dorp kon schuilen in geval van nood, was wel gelijkaardig aan dat in Viscri. Met wachttorens, uitkijkpunten en verborgen gangen.
Er stonden veel borden met uitleg op het domein. Ook met foto’s van hoe het vroeger is geweest. Leuk om te zien hoe de gebouwen doorheen de jaren zijn geëvolueerd.
Uitzicht vanaf een wachttoren op het landelijke dorpje.
Na een grondig bezoek aan de weerkerk, maakten we een ommetje in het dorp, weg van het geasfalteerde stuk.
Kleurrijke huisjes op zandwegen en een prachtig ruraal landschap in de verte. Het is zowat het beeld van deze reis.
De meeste mensen maken een keuze tussen Viscri en Biertan omdat het heel gelijkaardige plekken zijn en dat volg ik wel. Maar toch vond ik het fijn om beide dorpen te bezoeken en zo de parallellen, maar ook verschillen te ontdekken. De weerkerk van Biertan is later gebouwd dan die van Viscri en dus zie je ook andere invloeden terug. Waar Viscri nog meer dat onaangetaste heeft, zie je tegelijk in Biertan dat leven in zo’n Saksisch dorp niet meteen armoede hoeft te betekenen.
Na een voormiddag in het dorp reden we niet langs de grote weg, maar door het Roemeense platteland naar Sibiu. We reden door kleine dorpjes, langs kilometers natuurpracht waar geen huis te bekennen was, we zagen meer weerkerken op een heuvel… Kortom, dit stukje Transsylvannië is werkelijk prachtig. En deze autorit was de mooiste van de hele roadtrip. Dus ik zou de omweg langs Biertan zeker aanraden voor een fullexperience van de omgeving.
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
Naar welke bestemming trek jij voor je volgende vakantie?
Het was een tijdje geleden dat de Museumpas nog uit de portefeuille kwam (ondertussen is er ook een digitale versie met een app). Maar in het lange 21-juli weekend wilden we nog wel eens wat cultuur opsnuiven. En omdat het mooi weer was viel ons oog op LABIOMISTA, een park in Genk vol moderne kunst van Koen Vanmechelen.
Het park is makkelijk bereikbaar en heeft een ruime parking. Kinderen onder de 12 jaar zijn niet toegelaten en een dagticket kost 10 euro, daarin zit een audiogids inbegrepen.
De toegangspoort is dit zwarte gebouw ‘De Ark’. Eens binnen is de eerste stop de oude directeursvilla van de mijn – Villa OpUnDi. Een beschermd gebouw. In de villa ontdek je de geschiedenis van het terrein. In de jaren ’60 stond hier een mijn, die tegen het eind van het decennium zijn deuren sloot. Nadien was het park de thuisbasis van de Limburgse zoo, die in privéhanden was en zonder subsidies begin jaren 90 de boeken dicht moest doen. Nadien is het park een tijd aan de natuur teruggeven alvorens er werd nagedacht over een herbestemming bij Stad Genk. Sinds 2014 werkt Koen Vanmechelen aan LABIOMISTA, dat in 2019 opende.
In de villa zie je enkele werken gebaseerd op Ubunti maskers. En ook twee opgezette jachtluipaarden (‘Ecce animale’).
Na de villa OpUnDi, kom je aan The Battery. In dit gebouw werkt Koen Vanmechelen. Blikvanger zijn twee vogelkooien. Enerzijds The looking glass waarin vruchtenetende vogels (o.a. een reuzentoekan) uit alle werelddelen samen zitten. En anderzijds de arendskooi bovenop het gebouw met twee Steller arenden. Een allegorie op de jager en de prooi.
Daarna volg je een 1,7 km lang pad – het Cosmopolitan Culture Pad. Hier kom je langs drie dierenweides (met kippen, struisvogels, alpaca’s, dromedarissen…). Halverwege kan je afslaan richting ‘protected paradise’ waar je de kooi met zwarte ooievaars vindt.
Protected paradise
De audiogids geeft heel wat extra uitleg over de werken. Koen Vanmechelen geeft zelf veel duiding bij het idee achter de verschillende delen van het park. Je komt sowieso tijdens je wandeling een heel aantal werken tegen die je doen stoppen.
Uiteindelijk waren wij zo’n twee uur zoet in het park. Je kan achteraf ook iets eten of drinken in Nomadland. Dat deden we niet.
LABIOMISTA is een levende site en Vanmechelen werkt duidelijk nog aan uitbreiding en nieuwe werken. Het zal dus zeker de moeite zijn om over enkele jaren nog eens te komen kijken. Dit park maakt moderne kunst – wat overigens ook niet helemaal mijn ding is – toegankelijk voor een breed publiek. In combinatie met de natuur en de dieren zorgt het voor een fijne combinatie. Zeker de moeite!
Ben jij al eens in LABIOMISTA? Of heb je een ander Belgisch museum ontdekt deze zomer?
In maart 2020 (jawel, vlak voor de eerste lockdown) vertrok ik voor 5 dagen naar Valencia. Ik deed hier al eens een uitgebreid verslag van hoe die reis is verlopen in tijden van corona. Vanaf de vierde dag sloten restaurants en bezienswaardigheden hun deuren, gelukkig zaten wij op een airbnb appartement waar we zelf ons potje konden koken. Valencia is en blijft een populaire citytripbestemming en de stad is dat ook helemaal waard volgens mij. We hebben uiteraard niet ons volledige lijstje kunnen afwerken, maar we hebben toch wel een aantal hele fijne dingen gedaan. En die tips deel ik graag met jullie.
In de voormiddag van onze tweede dag verkenden we de oude visserswijk Cabanyal, gingen we naar het strand en de haven om zo na een lange wandeling én een stop voor pizza in het Turiapark uit te komen. Het Turiapark is aangelegd in een oude bedding van de vroegere rivier Turia en doorkruist de oude stad. Het park is 9 kilometer lang met 18 bruggen en zit vol met leuke plekjes om te ontdekken of gewoon te chillen.
De Assut de l’Or Bridge op de achtergrond met ‘Agora’ en links opzij het wetenschapsmuseum. Foto @Ditisleen
We wandelen het park binnen langs de Assut de l’Or Bridge (op de foto hierboven). Het Turiapark is vooral bekend omdat je er het futuristische Ciutat de les Arts i les Ciències (alles klinkt mooier in het Spaans!) kan terugvinden.
L’hemisferic
De Stad van de Kunst en de Wetenschappen is van de hand van de Spaanse architect SantiagoCalatrava die in 1989 aan de bouw begon en hiervoor twee decennia nodig had. De ‘Stad’ bestaat uit zes gebouwen. De cinema ‘L’Hemisferic’, een grote stadstuin genaamd ‘L’Umbracle’, Het wetenschapsmuseum, een operagebouw, L’Oceanografic, het grootste aquarium van Europa, en Agora (een ontmoetingsplaats, niet open voor publiek).
L’umbracle
Het was extreem rustig bij deze top bezienswaardigheid (dankzij corona dus hé). We konden eenvoudig foto’s nemen zonder veel toeristen op. In de stadstuin zaten enkele mensen te lezen. De meeste gebouwen leken niet open. Het aquarium zou een aanrader zijn, maar is ook best duur en we hadden vooral zin om de gebouwen van buiten te bekijken.
Onderkant van het wetenschapsmuseumL’umbracle
Want de architectuur is redelijk speciaal en door alle geometrische vormen kan je leuke foto’s nemen. Aan de Valencia-letters waren we zelfs een hele tijd alleen…
Ik vind het altijd een beetje bizar als een stad bewust ergens speciale gebouwen gaat neerzetten om toeristen te lokken. Maar langs de andere kant vond ik het ook gewoon echt heel mooi om hier eens door te wandelen. Het contrast met het oude stadscentrum is groot. Het hele park is sowieso mooi onderhouden en het past wel in het concept van de Turiatuin.
Hoog tijd om wat verder het park te verkennen. We kwamen joggers tegen, mensen met buggy’s, fietsers, er zaten locals op het gras of een bankje een boek te lezen of te picknicken. Dit is echt het groene hart van de stad.
Op veel plekken loopt nog wat water door het park. Overblijfselen van de vroegere rivier?
De reisgids gaf aan om langs de ponte de las flores (de bloemenbrug) het park uit te gaan. De bloemenbrug viel echter immens tegen aangezien de bloemen waren afgesloten met ijzeren hekken. Bizar. Ook de bankjes mogen wel eens opnieuw geschilderd worden.
Ponte de las flores
We hadden er ondertussen een redelijk pittige wandeling opzitten en dus zochten we het avondeten dichter bij onze Airbnb. In Russafa, de opkomende wijk vol leuke koffiebarretje en eetplekjes, waren we op zoek naar lekkere paëlla (het gerecht van Valencia natuurlijk). Die vonden we bij Masusa, een kleine maar gezellige paëllabar in het hart van de wijk. Omdat de traditionele Valenciaanse paella met konijn en vis is (twee dingen die ik niet eet), bestelden we een veggie paella voor twee. En dat smaakte fameus!
Heb jij het wetenschapspark al eens bezocht? Ben jij fan van dit soort moderne architectuur?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In juli 2019 maakte ik mijn voorlopig laatste echt grote (rond)reis. We gingen toen 7 dagen naar Roemenië, meer bepaald voor een roadtrip doorheen een deel van Transsylvanië. Ik schreef daarover al eens een uitgebreide gids. Roemenië is niet de meest typische reisbestemming. Maar het heeft wel alles te bieden: cultuur, natuur, steden, platteland, geschiedenis… en lekker eten.
Van het rurale dorpje Viscri was het maar een tweetal uur rijden tot in het dromerige Sighișoara. Een bekendere toeristische stop. Het oude Saksische stadscentrum is charmant en heel fotogeniek. Al in de 3de eeuw V.C. stond op deze heuvel een nederzetting. Je vindt er nog heel wat stukken van de oorspronkelijke middeleeuwse Saksische omwalling terug. Maar Sighisoara is toch vooral bekend als geboorteplaats van Vlad III, oftewel Dracula. Hij zou er in de 15de eeuw zijn geboren en Bram Stoker gebruikte hem als inspiratie voor zijn gelijknamige roman.
Het Saksische stadscentrum van Sighisoara is klein. Je hebt al snel alles gezien. De meeste toeristen kiezen daarom voor een stop van een halve dag (veel langer zal je niet nodig hebben om alles in je op te nemen) om dan verder te rijden. Dit zorgt er voor dat het centrum best druk kan zijn in de dag en dat het ’s avonds een pak rustiger is. Om die reden kozen wij net wel voor een overnachting hier. We kwamen al rond de middag aan zodat we een halve dag konden rond wandelen. De ochtend nadien zijn we dan meteen vertrokken naar de volgende stop.
Doordat we voldoende tijd konden spenderen in Sighisoara, hebben we elk straatje meerdere keren gezien met elke lichtinval. Ik neem je nu mee doorheen mijn foto’s en de bekendere plekken/bezienswaardigheden :).
Eén van de blikvangers is de klokkentoren. Gebouwd in de 14de eeuw als poorttoren van de stadsomwalling of citadel. Het dak heeft best opvallende kleuren en je ziet de toren vanuit elk mogelijk standpunt in het centrum. Je kan de toren ook beklimmen voor een uitzicht over de stad.
Ook op andere plekken in de citadel vind je meerdere stukken muur of kleinere wachttorentjes terug, restanten van de vroegere omwalling. Zeker een aanrader om de hele citadel even af te wandelen langs de oude muren. Dan krijg je een mooi zicht op het volledige centrum en word je regelmatig getrakteerd op een uitzicht op de rest van de stad.
Niet ver van de klokkentoren staat ook het befaamde geboortehuis van Vlad III. Het is knalgeel en je kan het niet missen want naast een hoop toeristen, vind je er ook van die typische toeristenwinkels en borden rond terug. Wij bezochten dit niet, en gingen richting de heuveltop.
Eén van de wachttorentjesDe scholierentrap uit de 17de eeuw
De Scholierentrap is misschien wel de vreemdste attractie van het stadje. Het is een overdekte houten trap die de leerlingen nog elke dag gebruiken om naar school te gaan. Die school bevindt zich op het hoogste punt van de citadel. De scholierentrap heeft 175 treden en het is dus een stevige workout om aan de top te komen.
En op die heuveltop vind je niet alleen de school, maar ook een kerk en kerkhof. De 13de eeuwse kerk zou vanbinnen ook een pareltje zijn, maar er was een huwelijk bezig toen wij er waren. We bewonderden het gebouw dus enkel van buiten.
Het kerkhof is een echte oase van rust. Met een mooi uitzicht over het Transsylvanische landschap.
En dan heb nog je de Instagramwaardige gekleurde straatjes. In Sighisoara vind je meerdere straten met de typerende kleurrijke huisjes, maar het straatje op onderstaande foto is dé plek die je altijd terugvindt op Instagram. De kleuren zijn er lekker fel.
Sighisoara is ook zeker meer dan de citadel alleen. Je kan naar beneden wandelen tot in een meer hip straatje, waar ook een hele goede koffiebar bleek te schuilen (The bean). We aten er ook pizza bij El Forno, al vind ik dat nu niet per se een echte aanrader om je naartoe te sturen. We aten wel nog dessert in ons hotel met de toepasselijke naam Hotel Sighisoara en ik zou daar eten mocht ik er nog eens zijn.
Ik hield wel van al die middeleeuwse pracht, al heb je het ook wel snel gezien. Gelukkig was het er niet zo druk en zorgde de zon voor een mooie lichtinval op de foto’s. Het is zeker een stop die de moeite waard is, maar verwacht niet overdonderd te worden ofzo :).
Had jij al eens van Sighisoara gehoord?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In maart 2019 trokken Leen en ik 5 dagen naar Parijs. Het was voor mij de eerste echte kennismaking met de lichtstad. We zijn alweer aanbeland aan de vierde dag en na een heuse uitstap naar Versailles, begon de vakantie wat te wegen. We deden het vandaag dus wat ‘rustiger’ aan (20.000 stappen ipv. 30.000 bedoelen we daar mee ^^) en kozen ervoor om twee wandelingen uit Time To Momo te combineren in het centrum van de stad. En zoals je al kon lezen begon die dag aan palais Du Luxembourg en bracht de wandeling ons op de middag in de studentenwijk van Quartier Latin. Volgende stop: Île de la cité.
Het Île de la cité is een eiland in de Seine waar de allereerste nederzetting in Parijs is gesticht. Het bestaat uit het Île aux vaches en Île Notre-Dame, waar de bekende kathedraal zich bevind. Ondertussen zijn beide eilanden met elkaar verbonden via een brug waar heel wat mensen zatten te chillen in de zon en een straatmuzikant piano speelde.
Een straatmuzikant zorgt voor sfeer op de brug waar mensen genieten in de zon.
De Notre-Dame is hét iconische gebouw op het Île de la cité.
Wij stopten bij Berthillon, het beroemdste ijssalon van Parijs. Met rumijs waar ook echt alcohol in zit, zo wist Leen me toch te vertellen. Ik hield het bij de zoetere smaken. Foto @ditisleen
Hierna trokken we naar de Notre-Dame, waar enkele weken later de verwoestende brand zou toeslaan. We bezochten de kerk en ik schreef al eens een uitgebreid verslag over dat bezoek.
De kerk is momenteel gesloten en ik ben echt benieuwd naar wat ze er van gaan maken. Ik ben ook blij dat ik de ‘oude’ Notre-Dame nog heb kunnen bewonderen. Deze kerk is gesticht in de 11de eeuw en bevat glasramen uit de 14de eeuw. De kathedraal heeft nog opvallend veel Romaanse elementen, waardoor de rosettes.
Bon, we staken even de Seine over om de bekende boekenwinkel Shakespeare & Company te bezoeken. De droom van elke boekenliefhebber, alleen mag je er binnen jammer genoeg geen foto’s nemen.
Op het Île de la cité kan je nog enkele bekende gebouwen bezoeken zoals la conciergerie en de kerk Sainte-Chapelle, maar veel toeristen wandelen meteen door naar de bekende brug van Parijs: de pont Neuf. Wat er zo speciaal is aan die brug dat snap ik zelf niet helemaal, maar je moet er geweest zijn in Parijs, toch?
Uitzicht vanop Pont NeufInvader aan Pont Neuf
Hierna was het ons doel om de wijk Les halles et le Marais in te duiken, maar de vakantie begon door te wegen dus we deden het allemaal wat rustig aan. We zaten een tijd in de zon op een pleintje waar de jeugd petanque aan het spelen was. La vie à l’aise.
De eerste stop in Les Halles werd de kerk Saint-Eustache. Ik kende het gebouw niet, maar vond de kerk minstens even indrukwekkend als de Notre-Dame.
Saint Eustache werd gebouwd in een periode van ongeveer 100 jaar, tussen 1532 en 1637. Dit zorgde ervoor dat het bouwwerk de overgang van de gotiek naar de renaissance meemaakte. De kerk is gotisch in zijn basisstructuur, maar bevat ook meer uitbundige elementen. Binnen vind je in verschillende kapellen enkele kunstwerken, waaronder een religieuze triptiek van Keith Haring. Zeker het bezoeken waard, de toegang is gratis.
Les halles is een zeer levendige buurt, boordevol markten en winkels en gezellige pleintjes. Het bekendste gebouw is ongetwijfeld Centre Pompidou. Dit moderne kunstenmuseum kreeg bij opening in de jaren ’70 heel wat kritiek, maar is ondertussen een vaste waarde in het Parijse straatbeeld. Het museum zelf staat nog op het lijstje.
Bekende street art ‘Chuuut’ van Jef Aérosol op het plein aan Pompidou.
Wie toch op zoek is naar wat rust en stilte kan op zoek naar Jardin Anne Frank, achter het centre Pompidou. In dit parkje werd een stek van de kastanjeboom die Anne beschrijft in haar dagboek geplant.
Jardin Anne Frank
Van hieruit wandelden we in één rechte lijn naar het place des Vosges. Het wordt door velen het mooiste plein van Parijs genoemd en op een warme dag, zoals toen wij er waren, zit het er vol met jongeren op het gras van het rechthoekig plein, ingesloten door woonhuizen. Zowel kardinaal Richelieu als schrijver Victor Hugo woonden hier ooit. Je kan er even bekomen op één van de vele terrasjes.
Na een terrasje namen we de metro op la Place de la Bastille. Hier stond vroeger de beruchte gevangenis, maar die heeft plaatsgemaakt voor een operagebouw. Ondertussen is dit een groot verkeersplein met een gedenkzuil voor de Franse Revolutie.
En zo was het tijd voor de laatste avond in de lichtstad. Wij aten Mexicaanse taco’s bij Luz Verde, niet zo ver van onze AirBNB in Montmartre.
Wat is jouw favoriete wijk in Parijs?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In juli 2019 maakte ik mijn voorlopig laatste echt grote (rond)reis. We gingen toen 7 dagen naar Roemenië, meer bepaald voor een roadtrip doorheen een deel van Transsylvanië. Ik schreef daarover al eens een uitgebreide gids. Roemenië is niet de meest typische reisbestemming. Maar het heeft wel alles te bieden: cultuur, natuur, steden, platteland, geschiedenis… en lekker eten.
Na onze stops in Peles Castle en Brasov, reden we door naar Viscri. Viscri is een Saksisch plattelandsdorpje in het hart van Transsylvanië dat ondertussen UNESCO erfgoed is. Het dorp heeft slechts enkele (niet geasfalteerde) straten en je ontdekt er dus nog het ‘oude’ leven. Je kan het dorp ook kennen omdat Prince Charles er een huis heeft gekocht. Sindsdien komt het wel eens wat vaker in het nieuws en is het nog meer in trek bij (Britse) toeristen.
In de hoofdstraat van het dorp, waar de dieren hun eigen ding kunnen doen.
Viscri is vaak een stop van toeristen omwille van de befaamde weerkerk (daarover straks meer), maar niet veel toeristen blijven er overnachten. Het lief en zijn familie zetten zich al sinds de jaren ’90 in voor Roemenië en hebben verschillende projecten gedaan in Viscri om de levensomstandigheden te verbeteren. Je kan dus spreken van een band met het dorpje en daarom bleven wij er wel wat langer. Ook om even wat rust in te bouwen in een al drukke roadtripweek.
Je rijdt Viscri binnen via een lange veldweg waarbij je doorheen een prachtig landschap cruist. Viscri is een authentiek dorpje met één klein winkeltje, een paar plekken om iets te drinken en vooral enkele gasthuizen die ook voor eten zorgen. Geen hotels dus. Wij sliepen bij Viscri 195.
Het blauwe huis van prince Charles
Het was al redelijk laat op de avond wanneer we aankwamen. We deden een eerste wandeling door het dorp. En namen ook wat extra rust. Tegen de avond gingen we weer naar buiten want één van de ’topattracties’ -om het met een lelijk woord te zeggen- is hetnaar huis wandelen van de koeien (’the cattle walk’).
Jawel, ’s morgens verlaten alle koeien het dorp naar hun weide en ’s avonds stappen ze zelf terug naar hun stal. De koeien weten heel goed hun weg en zijn daarop gedrild. Het is best grappig om te zien. De herder heeft er dus amper werk mee. De koeien zijn heel belangrijk voor de inkomsten van het dorp.
De volgende ochtend hadden we een paard en kar gehuurd om ermee de omgeving van het dorp te ontdekken. Viscri is eigenlijk een van oorsprong Saksisch dorp, maar net zoals in de rest van Transsylvanië vind je er een mix van Saksische en Roemeense inwoners. Daarnaast is er ook één straat waar de Roma leven. De meeste jongeren trekken vroeg weg uit het dorp, op zoek naar werkgelegenheid in Brasov of Boekarest, maar voor de Romajongeren lukt dat niet altijd. Eén van hen reed dus rond met paard en kar voor ons. We betaalden hiervoor 80 lei voor een uurtje.
Toerisme is sowieso de grootste inkomstenbron van het dorp. Er is onlangs een grotere parking aangelegd buiten het dorp waar de bussen toeristen kunnen uitstappen voor een bezoek aan het kerk. Vroeger moesten die door het dorp en dat zorgde voor wel wat overlast. Aan de bezoekers van de kerk alleen heeft het dorp niet per sé heel veel, dus als je er bent, wandel ook eens het dorp binnen en ga daar iets drinken ofzo. Of neem gewoon eens even de tijd om onderstaande landschappen in je op te nemen. Waar in België vind je nog zoveel open vlakte en natuurpracht?
Zicht op de weerkerk.Het mooie Roemeense platteland.
Na ons ritje op de kar, wandelden we naar het hoogste punt van het dorp voor een bezoek aan de weerkerk. Een weerkerk is een Saksische kerk, vaak op een heuvel gebouwd, ter verdediging tegen de Ottomanen. Het diende als toevluchtsoord voor het hele dorp en dus zie je dat de kerk er op uitgerust is om slaapplekken te bieden aan volledige gezinnen. Je vindt vandaag de dag nog verschillende van deze kerken terug doorheen Transsylvanië. Die van Viscri is een van de mooist bewaarde exemplaren.
De buitenkant van de weerkerk in Viscri
Je bezoekt de binnenkant van de kerk voor 10 lei per persoon. Het is net een klein dorpje daarbinnen, met natuurlijk een kapel voor de misviering, uitkijktorens om de vijand te spotten en verschillende ruimtes om de dorpbewoners onderdak te geven.
Na ons bezoekje aan de kerk, wandelden we nog even door het dorp, alvorens opnieuw in te pakken. Onze volgende stop lag maar een beetje verderop: Sighisoara. Dat is voor een volgende keer.
Had jij al eens ooit van Viscri gehoord? Zie jij een bezoek aan Transsylvanië zitten?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
Eind februari waren we een aantal dagen aan het zeetje en aangezien de wind nogal fel waaide in de nadagen van de storm besloten we naar Oostende te trekken en onze Museumpas nog eens boven te halen. In Oostende heb je de keuze uit twee musea: het Mu.Zee dat moderne kunst huisvest of het James Ensorhuis over de gelijknamige schilder. Het James Ensorhuis is nog maar een jaar terug open nadat het volledig vernieuwd werd en dus was ik wel heel benieuwd. We reserveerden twee tickets op een regenachtige donderdagvoormiddag.
Het museum bestaat uit verschillende onderdelen. De ingang bevindt zich in een voormalig hotel. De vroegere eigenaren waren vrienden van Ensor. Hier vind je op het gelijkvloers de eerste zal en kan je de trap nemen naar 5 belevingsruimten. Daarna breng je een bezoek aan het James Ensorhuis zelf, waar de schilder de laatste 17 jaar van zijn leven woonde. Ten slotte kan je ook nog naar een tijdelijke expo in één ruime zaal.
In een ticket (10 of 12 euro voor een volwassene, afhankelijk van in welke periode je gaat) zit een audiogids inbegrepen en je krijgt ook een code om de James Ensorwandeling te doen in Oostende. Daarvoor moeten wij nog eens terug.
Het museum focust erg op het leven van de schilder en diens band met de stad Oostende. Er hangen in het hele huis enkel reproducties van werken en geen echte werken, tenzij in de exporuimte. Zijn echte werken hangen namelijk verspreid over de hele wereld en enkele kan je in het Mu.Zee wat verderop bewonderen. Dat zorgt er ook voor dat je in elke ruimte foto’s mag nemen.
In de eerste zaal krijg je een introductie tot de schilder en staat een mooie maquette van het huis dat je gaat bezoeken. Het werk ‘baden in Oostende’ staat er centraal en vertelt meer over de badcultuur in het begin van de 19de eeuw.
Links een kijkgat van de maquette van het atelier
Ik vond het fijn dat het museum echt wel interactie probeerde op te roepen. Er staan regelmatig schermen waar je kan op klikken of swipen. De meeste schilderijen hangen er als een soort animatie waarop zaken bewegen en er staan verschillende maquettes. Waaronder een grote die het atelier van James nabootste.
En toen was het tijd voor een bezoek aan het James Ensorhuis zelf. Hij erfde het gebouw na de dood van zijn kinderloze nonkel die er een souvenirwinkel uitbaatte, net als James’ moeder. James behield de winkel maar deed hem nooit meer open. Hij wijdde zijn tijd volledig aan het schilderen. Heel wat van de voorwerpen uit de winkel inspireerden hem voor zijn werken.
Een van de belevingsruimtes.De souvenirwinkel
James verhuisde dus pas op latere leeftijd naar dit gebouw. De meeste van zijn topwerken zijn een beetje verderop in Oostende gemaakt. Ensor woonde in dit huis tot aan zijn dood met zijn trouwe huisknecht Gust, die er dan weer mocht blijven wonen tot aan zijn dood.
De mooiste ruimtes in het huis zijn het groene en blauwe salon met heel wat gekke voorwerpen en felle fleuren. Die mogen jullie zelf gaan ontdekken want ik durfde toch geen foto’s nemen omdat er iemand stond die ons goed in het oog hield :). Beneden bezochten we nog de tijdelijke expo Ensor vs. Klee met schetsen van beide kunstenaars die duidelijk parallellen bevatten.
Ik had op voorhand verwacht meer echte werken van Ensor te zien te krijgen, maar ik vond het ook wel eens leuk om iets te ontdekken over zijn leven en de stad Oostende. Het museum is niet zo groot, op een anderhalf uur sta je weer buiten, maar ik zou het zeker wel aanraden.
Een paar huizen verderop in de straat vind je trouwens een street art werk van Sozyone geïnspireerd op Ensors werk.
Heb jij het Ensorhuis al eens bezocht? Of een werk van hem ergens gezien?
In maart 2020 (jawel, vlak voor de eerste lockdown) vertrok ik voor 5 dagen naar Valencia. Ik deed hier al eens een uitgebreid verslag van hoe die reis is verlopen in tijden van corona. Vanaf de vierde dag sloten restaurants en bezienswaardigheden hun deuren, gelukkig zaten wij op een airbnb appartement waar we zelf ons potje konden koken. Valencia is en blijft een populaire citytripbestemming en de stad is dat ook helemaal waard volgens mij. We hebben uiteraard niet ons volledige lijstje kunnen afwerken, maar we hebben toch wel een aantal hele fijne dingen gedaan. En die tips deel ik graag met jullie.
Na een eerste dag in Valencia waarin we vooral de wijk El Carmen verkenden tijdens een street art wandeling, stond vandaag een lange wandeling op het programma wat meer buiten het stadscentrum.
Startpunt: de oude visserswijk El Cabanyal, niet ver van het strand. We gingen er met de metro naar toe via lijn 5 (de groene lijn) en stapten af in Maritims Serrano.
Ook hier valt de straatkunst van vooral lokale kunstenaar Lemon op.
El Cabanyal is een charmante visserswijk die aan het heropwaarderen is. Maar dat loopt niet zonder slag of stoot. De wijk is in een soort politieke impasse beland waarbij de politiek ook al geopperd heeft om alles plat te leggen om er een toeristenbolwerk van te maken, maar daar is niet iedereen mee akkoord (gelukkig!) en dus gebeurt er al jaren niets.
Je merkt wel dat dit een armere, vervallen wijk is. Er hangt daardoor een echt local sfeertje. Zo wandelden we over een overdekte markt waar heel wat oudere dames hun inkopen aan het doen waren.
Tegelijk vind je er ook van die charmante kleine lage vissershuisjes, vaak betegeld met wat mozaïek. Als je hier ’s avonds komt zou je er ook heel wat lekkere lokale eetplekjes treffen.
El cabanyal geeft de sfeer weer van een ouder Valencia. Ik ben heel benieuwd om er ooit eens terug te keren om te ontdekken wat de tijd met deze wijk heeft gedaan. Want de toekomst is er dus nog heel onzeker politiek gezien.
Van El Cabanyal is het maar een korte wandeling naar het strand met de grote boulevard (of dijk zoals wij het hier in België zouden noemen). Het weer was echter niet denderend, er hing heel wat mist.
Valencia is één van die unieke bestemmingen waar je een citytrip en een strandvakantie kancombineren. Al was dat laatste midden maart nog niet zo’n optie. 🙂
Na een verplichte foto bij de Middellandse Zee, wandelden we de boulevard af richting de haven. Het was echt ontzettend rustig in dit deel van de stad. We kwamen amper mensen tegen.
Ook de haven was gekleed in de mist die dag. Er lagen een aantal grotere schepen en er waren mensen aan het kajakken in het kanaal.
Eén van de architecturele pareltjes in de haven is het opmerkelijke Veles e ventes, het symbool van de koninklijke jachthaven.
De horizontale ‘plafonds’ zorgen voor voldoende schaduw op de terrassen, vanwaar je een zicht hebt op de volledige jachthaven en het strand. Helemaal vanboven heb je een uitkijkpunt over het kanaal.
Van de haven begonnen we aan een serieuze wandeling richting het Turiapark. We passeerden hierbij heel wat lokale straten, maar verder was er weinig te zien. We ploften neer bij Al solito posto, niet ver van het park. Het is een heerlijke Italiaan waar je terecht kan voor een pizza of pasta met een goed glas wijn. Aanrader!
In de namiddag stond het bekende Ciutat de les Arts i les Ciències op het progamma, maar dat is voor de volgende keer.
Wat is jouw favoriete bestemming om het strand en een citytrip te combineren?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie
In maart 2019 trokken Leen en ik 5 dagen naar Parijs. Het was voor mij de eerste echte kennismaking met de lichtstad. We zijn alweer aanbeland aan de vierde dag en na een heuse uitstap naar Versailles, begon de vakantie wat te wegen. We deden het vandaag dus wat ‘rustiger’ aan (20.000 stappen ipv. 30.000 bedoelen we daar mee ^^) en kozen ervoor om twee wandelingen uit Time To Momo te combineren in het centrum van de stad. En die zonovergoten dag startte aan het prachtige palais du Luxembourg.
Het palais du Luxembourg vind je in de prachtig jardin du Luxembourg en is gebouwd in de jaren 1600 in opdracht van Maria De Medici, gemalin van Henry IV. Het was na diens dood, Henry IV is vermoord door een radicale priester die vond dat hij de calvinisten te goed gezind was, dat Maria niet meer in het Louvre wou verblijven en dus maar dit bescheiden optrekje liet bouwen. Lang heeft ze er niet van kunnen genieten want Maria werd uiteindelijk verbannen door kardinaal Richelieu, die de touwtjes in handen had zolang Louis XIII nog niet oud genoeg was om te regeren. Tijdens de Franse Revolutie is het paleis even gebruikt als gevangenis. Vandaag is het eigendom van de Franse staat. Je kan het bij mijn weten niet bezoeken.
We zwierven wel een tijdje rond in de tuin, nadat we natuurlijk enkele typische foto’s namen voor het paleis in de ‘Luxembourg stoeltjes’. Het moet er zalig vertoeven zijn met een boek onder een lentezonnetje en ondertussen naar de voorbijgangers gapen. Ik denk dat dit wel eens een van mijn favoriete plekjes in Parijs kan zijn.
In de tuin vind je mooie marmeren beelden van enkele sterke vrouwelijke koninginnen en hertoginnen. Maria De Medici was een Florentijnse dus zie je heel wat Italiaanse invloeden terug in het paleis, de tuin, de beelden en de keuze van vrouwen die zo’n beeld hebben gekregen. Zo vond ik er Margaret Of Anjou, koningin van Engeland, en Valentina De Milan, hertogin van Orléans, terug.
Ok, ik ben enthousiast over deze plek, ik geef het toe. Vanaf de jardin du Luxembourg wandelden we richting pantheon. Een gigantisch gebouw op een verkeersplein. Oorspronkelijk bedoeld als een kerk is dit ondertussen een begraafplaats van heel wat Franse beroemdheden zoals Voltaire, Zola en Hugo.
Je kan het pantheon bezoeken tegen een kleine prijs, wij besloten niet naar binnen te gaan. Het was mooi weer en we hadden nog wat parken tegoed. Een beetje verborgen in een onopvallend straatje vonden we de Arènes de Lutèce. In de Romeinse tijd was dit een amfitheater en die vorm kan je nog steeds goed onderscheiden aan het ronde plein en de stenen trappen.
Op naar jardin des plantes. Dit is opnieuw een groot park met botanische tuinen, speeltuin, serres... Je vindt er ook het Muséum national d’Histoire naturelle. De serres kom je blijkbaar enkel binnen tegen betaling, dat is voor een volgende keer.
Vanaf de jardin des plantes stapten we de typische studentenwijk van Quartier Latin binnen. Het was voormiddag en dat gaf de kasseistraatjes een heel andere sfeer dan ’s avonds. De cafés zijn dicht, de studenten lagen waarschijnlijk nog te slapen (of aan het studeren, wie zal het zeggen?) en het was nog redelijk rustig in de straten.
Quartier Latin verwelkomt al sinds de 14de eeuw studenten. We aten een snelle pizza als lunch in een typisch studentenrestaurant (Leuven vibes!).
Typische pub, met the ‘white man’ van street artist Jérôme Mesnager
Van hieruit begaven we ons kriskras door de vele straatjes op weg naar Île de la Cité en de Notre-Dame (daarover kon je hier al lezen), en die wandeling is voor een volgende post :).
Wat is jouw favoriete park in Parijs?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In juli 2019 maakte ik mijn voorlopig laatste echt grote (rond)reis. We gingen toen 7 dagen naar Roemenië, meer bepaald voor een roadtrip doorheen een deel van Transsylvanië. Ik schreef daarover al eens een uitgebreide gids. Roemenië is niet de meest typische reisbestemming. Maar het heeft wel alles te bieden: cultuur, natuur, steden, platteland, geschiedenis… en lekker eten.
Na een bezoek aan het koninklijke Peles Castle kwamen we aan in Brasov, onze eerste overnachting in Transsylvanië. Brasov is een oud stadje dat aan de voet van de Karpaten ligt, meer bepaald aan de berg Tampa. Er komen wel wat toeristen, vooral omdat het een goede uitvalsbasis is voor excursies naar andere trekpleisters (o.a. het kasteel van Dracula in Bran) in de streek. Wij sliepen in Drachenhaus, een prima hotel in het midden van de stad met excellent ontbijt. Ik heb er gelukkig geen draken gespot en er zijn ook geen vampieren ons ’s nachts komen lastig vallen.
Het was avond tegen dat we arriveerden en hadden ingecheckt. We maakten alvast een wandeling doorheen het leuke centrum. De letters Brasov staan Hollywoodgewijs op de berg Tampa, waar je ook met een kabellift heen kan om van het uitzicht te genieten. Dat hebben wij wel niet gedaan.
Piata Sfatului, het grote plein midden in het Saksische centrum met het stadhuis.
We kozen om bij Prato, een wat chiquere Italiaan, te gaan eten en het was er echt heerlijk. Na nog een ijsje bij Betty Ice Cream waar een super vriendelijke madame ons zelfs korting gaf omdat ik nog geen echt kleingeld in Lei had verzameld om terug te geven. Het is wel de teneur van deze stad: de mensen zijn er ontzettend vriendelijk en warm.
Naast leuke parkjes en middeleeuwse straatjes, vonden we ook wat street art in Brasov.
De volgende morgen verkenden we de stad eerst wat op onszelf, en dronken een koffie bij CH9 Kaffeehaus aan de Black Church.
Daarna sloten we aan bij de gratis walking tour van Walkabout. Wat een aanrader! We waren met een heel klein groepje en de gids wist echt veel interessante dingen te vertellen. Het centrum van Brasov is eigenlijk het oude Saksische (dus Duitse) centrum.
Alle wegen in dit centrum komen uit op het piata sfatului met het prachtige stadhuis. Het is ook daar dat de wandeling start.
Piata Sfatului met centraal het stadhuis
Maar de topbezienswaardigheid is ‘The black church’. De kerk is gotisch en gebouwd door de Duitse gemeenschap. Oorspronkelijk was dit een katholieke kerk, maar tijdens de reformatie in de 16de eeuw werd ze protestants. Je ziet binnen nog een paar overblijfselen van de muurschilderingen uit de katholieke kerk, maar verder is het interieur heel sober. In de 17de eeuw woedde er een brand in Brasov en ook de kerk zou getroffen zijn. Sindsdien wordt het ‘de zwarte kerk’ genoemd. Een bezoek aan de binnenkant van de kerk kost 10 lei per persoon.
The black church
Volgende stop: Rope street. Het kleinste straatje van de stad en volgens hen van Europa, al klopt dat niet. Rope street dankt zijn naam aan het feit dat het gebruikt werd door brandweermannen om zich met hun blusuitrusting te verplaatsen tussen beide delen van de stad.
Rope street
Rope street verbindt het toeristische gedeelte van de stad met de buitenwijken die leiden naar de stadsmuren. Als Saksische stad was natuurlijk ook Brasov ommuurd om invallen vanuit het oosten (de Turken en consoorten) af te weren.
Stadsomwalling
En zo kan je langs de mooie stadsomwalling wandelen, met deze opvallende ronde toren als blikvanger. Maar ook aan de andere kant van de stad vind je enkele speciale toegangspoorten, zoals de Schei poort.
De Schei poort
De sprookjesachtige Ekaterina Gate is mijn persoonlijke favoriet. Die staat in een leuk parkje op de grens met het Roemeense gedeelte van de stad.
Ekaterina gate
De wandeling neemt je ook mee buiten de Saksische kern, want daar wacht eigenlijk een nieuw stadscentrum. Naast de Saksen, heeft Brasov ook heel wat Roemeense inwoners. Met een eigen orthodox geloof. We bezochten de orthodoxe kerk St. Nicolas Church onder begeleiding van de gids, want het orthodoxe geloof heeft andere rituelen dan wat wij kennen uit een katholieke kerk. Zo staan er geen stoelen, en moet je bij de binnenkomst een van de emblemen kussen. Op het einde van de wandeling geef je de gids een vrije bijdrage, maar de onze was meteen weg en vroeg niet naar een fooi. Het was dus echt een gratis tour. Voor wie niet in Brasov stopt, ook in Boekarest kan je wandelingen volgen met Walkabout. Dikke aanrader!
Gezellig straatje in het Roemeens gedeelte van de stad
Naast de Saksische en Roemeense gemeenschap is er nog een sterke Hongaarse vertegenwoordiging. Die hebben dan weer hun eigen scholen en kerk, in het katholieke geloof. En dan heb je nog de roma, die een beetje buiten de samenleving staan. Dit alles zorgt voor een smeltkroes aan culturen en invloeden en die zie je allemaal terug in Brasov, de poort naar Transsylvanië.
de orthodoxe St. Nicholas Church.
Na de wandeling pikten we nog een lunch mee bij Bistro de l’Arte in een gezellig straatje. Ik denk dat we een pasta aten en dat die heel lekker was. Brasov was voor ons een aangename ontdekking en voor mij persoonlijk de favoriete stop uit de trip. Er is nog heel wat te verkennen in de buurt, waardoor ik er graag naar terug zou keren. Absoluut de moeite dus, allen daarheen!
Wij stapten opnieuw de auto in en reden door het Roemeense platteland op weg naar Viscri.
Welke minder bekende stad heeft jouw positief verrast op vakantie?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
Ik schreef de vorige keer over die ene koude dag dat we op pad waren met de Statikbende in Londen. Na een niet zo’n goede nacht, waren het lief en ik de eersten aan het ontbijt. Met wat alcohol in het bloed voel je blijkbaar die oude airco minder fel, aldus de collega’s die wat langer hadden doorgezakt ;). We zagen de meeste collega’s daardoor pas ’s avonds terug in de trein, aangezien we op tijd de metro namen om nog iets van de dag te maken.
Het was echt koud en ze voorspelden heel wat regen. We gingen dus op zoek naar een binnenactiviteit. Ik denk dat het uiteindelijk Leen was die graag naar het Natural History Museum wilde. Het is één van de meestbezochte musea in Londen, en gratis voor iedereen. Het is vooral bekend als kindvriendelijk museum omdat er dino’s te bekijken zijn en ook andere opgezette dieren. Voor een gevarieerde groep brengt het dus ieder wat wils, hoewel ik nu niet meteen stond te popelen. Tot ik er binnen was. Voor mij was dit museum een complete positieve verrassing!
Het Natural History Museum ligt in de wijk South Kensington op Exhibition Road. Ernaast en ertegenover zijn het Science Museum and het Victoria & Albert Museum te vinden. Het gebouw dateert uit de 19de eeuw en is een mix van allerlei bouwstijlen (Romaans, Neogotiek & Victoriaans).
Je komt binnen in het nieuwe stuk van het gebouw, waar een dinoskelet je al meteen opwacht. Het museum is vrij groot en opgedeeld in 4 kleuren/themagebieden, waarvan zoölogie het bekendste is. Wij namen de vrij spectaculaire roltrap naar boven voor het stuk over aardbevingen en orkanen (de rode zone). In dit stuk van het museum is er minder ruimte en staat alles wat dicht bij elkaar waardoor je al snel een druk gevoel krijgt.
Maar eens we in het ‘oude’ gebouw kwamen viel mijn mond steeds meer open van het gebouw zelf en begon ik minder aandacht te besteden aan de tentoonstelling.
Dit is volgens mij de groene zone met mineralen en fossielen.
En dan kom je in de grote hal. Met het skelet van een blauwe vinvis aan het plafond. Velen noemen dit Hogwarts in het echt. Ik ben geen Harry Potter mens, maar dit is effectief één van de mooiste ruimtes die ik ooit heb gezien.
Het zit hem ook vooral in de details, op je plafond vind je botanische bloemen, aapjes en andere dieren.
Ik keek mijn ogen uit en het was echt moeilijk om alles goed op foto vast te leggen. Ik zou zeggen, ga er gewoon zelf eens naar binnen!
Hierna was het aanschuiven bij de dino’s waar een vast parcours is gemaakt langs alle skeletten, met als hoogtepunt een reconstructie van een bewegende Tyrannosaurus Rex. We gingen nog een aantal andere gangen in met opgezette dieren, maar ik vind dat ergens ook wat eng :D. Ik vind dit absoluut een aanrader om te bezoeken, ook zeker met kinderen.
Wanneer je buitengaat en via Exhibition Road omhoog wandelt, passeer je langs de Royal Albert Hall (voor de gelegenheid met kerstboom) en kan je zo via het Albert Memorial naar Hyde Park. Wij namen aan de andere kant van het park de metro naar Shoreditch voor de lunch. Ondertussen begon het te regenen.
Pizza East stond al even op mijn lijstje en ze hebben ook vegan opties voor ons Leen. Dus voila het resultaat was deze smakelijke lunch. Pizza East is echt super groot, maar toch is het in enkele ogenblikken na openingstijd vol. Het is een populaire zaak, dus wees er op tijd bij (of reserveer op voorhand). Voorlopig de beste pizza die ik al in Londen heb gegeten.
We wandelden nog in de regen naar Old Spitalfields Market omdat die overdekt was. We bekeken nog wat kraampjes en dan was het stilaan wel tijd om onze bagage weer op te pikken aan het hotel en naar huis te vertrekken.
Het is ondertussen van december 2018 geleden dat ik nog in Londen was, met dank aan covid. Ik kijk er zo naar uit om weer de Eurostar op te stappen.
Wat is jouw favoriete Londens museum?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In maart 2020 (jawel, vlak voor de eerste lockdown) vertrok ik voor 5 dagen naar Valencia. Ik deed hier al eens een uitgebreid verslag van hoe die reis is verlopen in tijden van corona. Vanaf de vierde dag sloten restaurants en bezienswaardigheden hun deuren, gelukkig zaten wij op een airbnb appartement waar we zelf ons potje konden koken. Valencia is en blijft een populaire citytripbestemming en de stad is dat ook helemaal waard volgens mij. We hebben uiteraard niet ons volledige lijstje kunnen afwerken, maar we hebben toch wel een aantal hele fijne dingen gedaan. En die tips deel ik graag met jullie.
Van de de luchthaven naar het centrum
Op woensdag 11 maart vlogen we vanaf Zaventem met Ryanair naar de luchthaven van Valencia. Van daar kan je heel makkelijk de metro nemen naar het centrum. Een metropasje kost 1 euro, nadien kan je het opladen met geld (beetje zoals de Oyster Card in Londen). Voor een enkele metrorit van de luchthaven naar het centrum betaal je 3,90 euro. We stapten uit aan Xativa (dat is aan het mooie noordstation) en gingen inchecken op ons appartement. Omdat we te vroeg waren dronken we al iets op een lokaal pleintje bij een café waar ze niet zo goed Engels spraken. Maar er was zon en een blauwe lucht, heerlijk!
Street art in El Carmen
Vandaag stond er een street art wandeling op de planning. We hadden een plekje gereserveerd bij Free tour Valencia. Afspraak op het Plaza de la Virgen, het grote plein in het oude stadscentrum met zicht op de kathedraal. Als late lunch aten we churros op een bankje in de zon. We namen ook alvast enkele foto’s op het plein. Je ziet allerlei gele dranghekken staan in de achtergrond. Die waren er net als de churroskraampjes speciaal voor Las Fallas, het grootste festival van de stad. Dat zou een week nadien starten, maar een paar uur later kregen we te horen dat het voor het eerst sinds WOII werd afgelast omwille van de coronacrisis. De eerste van vele alarmbellen tijdens de vakantie. Soit, vandaag scheen de zon en gingen we op zoek naar street art.
Plaza de la Virgen
Op het afgesproken uur maakten we kennis met onze gids Valentina. Zij is duidelijk heel gepassioneerd door street art en verhuisde naar Valencia voor de liefde. El carmen is één van de oudste wijken van de stad en heeft al heel wat watertjes doorzwommen. Dat mag je best letterlijk nemen want de wijk is volledig overstroomd toen de rivier Turia buiten zijn oevers trad in 1957. Veel huizen werden nooit opgeknapt en daarom was dit een armere buurt in de afgelopen decennia. Recent is de heropwaardering begonnen en is het één van de meer sfeervolle wijken van de stad. Ook met dank aan de straatkunst natuurlijk.
En Valentina zou ons twee uur lang door de straten loodsen, op zoek naar mooie werken.
De eerste stop was een lange street art muur waar een fotograaf een aantal van zijn foto’s heeft laten schilderen door graffiti artiesten. Bovenstaande foto met het kussend koppel is beroemd op Instagram en het bijgeloof zegt dat als je ervoor zou kussen met je partner je eeuwig samen zou blijven. Je vindt deze werken in de Carrer de Moret (ook werk van Deih die niet op deze foto staat trouwens).
Smalle straatjes zijn typerend voor El Carmen. Eén van mijn favoriete Valenciaanse artiesten werd Chikitine, herkenbaar door zijn fantasyfiguren met meerdere ogen. Maar ook onze eigen Leuvense Bisser kwamen we tijdens de wandeling tegen, omdat Valentina wist dat we van België waren natuurlijk.
The mad hatter van Chikitine
Bisser, de gids weet nu waarom hij 3000 in al zijn werken gebruikt 🙂
Andere herkenbare artiesten waren Lemon (bandietenmannetjes met hartjes en spuitbussen), Barbi (roze figuren) en Julia Loos die overal zwarte katten plaatst. Onderstaande foto is een werk van Disneylexa die zeer vrouwelijke werken maakt geïnspireerd op Zuid-Amerika. Je ziet er ook de Lemon-mannetjes op terugkomen.
Heel wat wereldbekende street artists vinden hun roots in Valencia. Voornamelijk door de XLF-crew die opkomende artiesten een kans geeft. Deih, die vaak fantasywerken maakt en we ook tegenkwamen tijdens de wandeling, is een voorbeeld van een artiest die ondertussen internationale faam kent. En dan hebben we mijn favoriet Julieta die kleurrijke en dromerige werken maakt van jonge meisjes. Dit werk heet ‘in between dreams’.
Ondertussen heeft deze Julieta ook twee werken in Leuven gemaakt en trekt ze dus de wereld rond. Ze heeft het echt wel geschopt tot mijn top drie geliefde street artists.
een werk van Barbi, die we meermaals tegenkwamen
een feministisch werk van Xelon XLF
Naar het einde van de wandeling toe, al wat verder van het centrum weg, kwamen we bij twee grote muren terecht. Eentje bij een gemeenschapstuintje en een ander bij een basketpleintje (waar je ook nog een Bisser kan spotten trouwens).
De Griekse figuren die je hieronder afgesneden ziet op de foto is een werk van Pichiavo, die je ook in andere wereldsteden kan ontdekken. Je herkent ook een Julieta en Barbi konijntjes als je goed kijkt op deze muur. Je vindt deze muur op het placa de la Botxa.
Dit was het eindpunt van de meer dan twee uur durende wandeling. Ik heb al best wat street art wandelingen gedaan maar dit was by far één van de beste. Valentina had duidelijk heel wat expertise en doordat verschillende artiesten terug kwamen begon je zelf patronen te zien. Het hoeft jullie dus niet te verwonderen dat Carmen zichzelf snel bombardeerde tot mijn favoriete wijk van de stad.
We gaven Valentina nog een fooi (in ons geval 10 euro per persoon, maar je bent helemaal vrij om zelf een bedrag te kiezen) en zochten ons terug een weg naar het centrum. We ploften neer bij een tapaszaak in een straat achter het plaza de la virgen. Bar El Almudin is zeker en vast een aanrader voor gevarieerde tapas en goede wijn. Daarvoor ga je naar Spanje toch?
Ben jij al eens in Valencia geweest? Zie jij zo’n street art wandeling zitten?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie
Eind augustus 2018 trokken het lief en ik voor 7 dagen naar Malta & Gozo. Over onze planning en alle praktische zaken zoals vervoer en verblijf kon je al lezen in deze heuse overzichtspost. Malta bleek veel meer te bieden dan we hadden verwacht en daarom post ik met plezier van elke dag ook een meer gedetailleerd verslag.
Vandaag was onze laatste dag op Gozo, morgen zouden we terugvliegen naar huis. Het bleek ook de warmste dag van de hele trip. De gevoelstemperatuur zou doorheen de dag oplopen naar 38 graden en als je dan op een asfaltweg loopt waaruit de warmte zo naar boven komt is het zweten geblazen.
Maar toch stond er vandaag nog heel wat op de planning. Inspiratie vonden we bij de Ramla Walk op Visit Gozo die we volledig wandelden, maar dan in omgekeerde richting. We wilden namelijk voor de drukte op Ramla Beach zijn en ’s avonds weer aankomen in Marsalforn, waar we verbleven. De wandeling was 8km lang met een aantal interessante stops onderweg.
Ramla is een van de weinige zandstranden op Malta & Gozo. Het is ook één van de bekendste en mooiste. We namen al vroeg de bus naar Ramla en de weg naar het strand was bezaaid met toeristenkraampjes die zich opmaakten voor een drukke dag. Maar gelukkig was er op het strand zelf nog amper volk te bekennen.
Ramla is ook bekend om de zeer specifieke kleur zand. Ik had het nog nooit eerder gezien. Het is zo wat goudbruin. Kenmerkend is ook een mariabeeld in het midden van het strand. Ik voelde me deze ochtend niet zo fit en dat merk ik aan het feit dat ik amper een goede foto van het strand heb genomen. Op onderstaande foto na die toch de kleur van het zand meegeeft. En ja, ik lag dus te doezelen in de schaduw van het mariabeeld.
We bleven wat zonnen en zwemmen in de zee. Let wel: er is geen enkele schaduw op het strand (behalve het mariabeeld). Dus zorg voor een parasol als je hier een hele dag wil doorbrengen, want de hitte weegt door. Er zijn wel douches, waar we gretig gebruik van gemaakt hebben en enkele restaurants om iets te eten en te drinken, denk niveau vervallen Blankenberge :D.
In de buurt van Ramla kan je ook mooie wandelingen maken met zicht op het strand, iets dat net niet paste in onze planning. Maar op naar de wandeling nu! Vanaf het lager gelegen Ramla was het een beklimming richting het stadje Xaghra. Eerst liep deze over een asfaltweg, wat later via wandelpaadjes.
Eens aangekomen in Xaghra vond ik het onmiddellijk een fijn stadje. Ik weet niet juist waarom, maar ik voelde er een goede vibe. We waren wel stilaan uitgeput, het was echt warm. In de schaduw van de prachtig centraal gelegen kerk ploften we neer bij Oleander, voor een heerlijke pasta. Een aanrader om iets te gaan eten- met dank aan The Lonely Planet voor de inspiratie.
Doel van de namiddag? Een bezoek aan de Ggantija tempel, UNESCO beschermd en de oudste megalithische resten die op Malta te vinden zijn. Het wordt geschat dat de tempel werd gebouwd ergens tussen 3600 en 3000 V.C. Daarmee is de tempel ouder dan Hagar Qim & Mnandra op het eiland Malta. Een ticketje voor de tempel kost volgens mij een euro of 8 en daarbij zit ook de toegang tot de Ta Kola windmolen bij in.
Eerst kom je in een soort minimuseum met wat uitleg over de tempel en de opgravingen, daarna kan je via een mooi onderhouden pad naar de tempel wandelen.
De tempel is in minder goede staat dan Hagar Qim & Mnandra en ik vond het ook minder indrukwekkend. Wat ik wel fascinerend vond is dat deze tempel in de 18de eeuw ontdekt werd en dat hier al in de 19de eeuw heel wat ’toeristen’ over de vloer kwamen. Zij lieten hun stempel graag achter door hun naam in de eeuwenoude stenen te graveren. Een soort 19de eeuwse graffiti dus.
We bleven er niet super lang hangen, maar uiteindelijk heb ik geen spijt van dit bezoek. We liepen nadien langs de Ta Kola windmolen en besloten om dit minieme windmolenmuseum ook binnen te stappen (uiteindelijk hadden we al een ticket hé). Het lief had wat overtuigingskracht nodig, maar voor je het wist zaten we in de top van windmolen. Allemaal niet speciaal, maar het was wel eens tof. En we waren letterlijk de enigen in het museum.
Vroeger stonden Malta en Gozo trouwens vol met windmolens, deze dateert uit de 17de eeuw. Tijd nu voor de afdaling van Xaghra richting Marsalforn. Dit zou nog een hele tocht worden.
In de verte zie je Marsalforn al liggen.
Het werd letterlijk heet onder onze voeten. Maar hoe dichter bij Marsalforn we kwamen, hoe meer bomen we zagen. Gelukkig! De boulevard richting Marsalforn beach was aangenaam om te wandelen. De Ramla Walk is wel een wandeling die ik nog eens opnieuw zou durven doen. Het was een fijne afsluiter van de vakantie.
Na een welverdiende douche maakten we ons op voor een laatste diner. Bij kaarslicht deze keer. Il Gabbiano ligt helemaal aan het einde van de baai in Marsalforn en zet ’s avonds wat tafels buiten. Wij claimden het laatste tafeltje. Het was er super gezellig en romantisch. Het eten was ook lekker, al herinner ik me vooral het dessert (ook al weet ik niet meer exact wat ik had qua dessert, ik weet nog dat het lekker was). Prioriteiten.
En zo kwam er een einde aan onze 8-daagse trip. De dag erna moesten we vroeg uit de veren. Een taxi bracht ons naar Mgarr, waar we de ferry namen en opnieuw opgewacht werden om naar het vliegveld te rijden met een busje. Ons hotel had de luchthaven transfer geregeld, want op de bus vertrouwden we niet wegens een strakke timing (en zondag).
Malta & Gozo was voor mij een ideale bestemming voor een weekje. Het is een zonzekere bestemming en je kan er zowel wandelen als dingen bezoeken. Het eten viel ook beter mee dan ik op voorhand had verwacht. Ik zou zo teruggaan!
Plan jij een tripje naar Malta?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
In maart 2019 trokken Leen en ik 5 dagen naar Parijs. Het was voor mij de eerste echte kennismaking met de lichtstad. Eén van mijn wensen was om een dag uit te trekken voor het paleis van Versailles. Dat deden we op de derde dag en het weer zat gelukkig helemaal mee. Ik had op voorhand redelijk veel gelezen om ons bezoek zowel praktisch als inhoudelijk voor te bereiden en daarom zal dit ook best een uitgebreide post worden. Dus ga er even voor zitten.
Van Parijs naar Versailles
Versailles bereik je vanuit Parijs het makkelijkst met de trein (met de wagen kan natuurlijk ook). Hiervoor moet je vertrekken vanuit een RER C station. Dit is één van de vijf spoorlijnen die het centrum van de stad verbindt met de voorsteden en nummer C gaat dus tot in Versailles. Wij namen de metro tot in Javel, maar bekijk zeker welk RER C station het dichtst bij jouw vertrekpunt zit. Je moet een apart ticket kopen voor deze trein. Heen en terug komt dit op 7,10 euro. Ik herinner me nog dat het wat gedoe was met die ticketjes aan de automaat, maar uiteindelijk is het wel gelukt.
De treinrit duurt een twintigtal minuten (afhankelijk van het station waarin je vertrekt). De juiste halte voor het paleis van Versailles is “Versailles chateau rive gauche“. Bij het uitgang wandel je dan het blokje rond en je ziet het paleis meteen opdoemen. Uiteindelijk bleek het best eenvoudig om er te geraken, maar reken dat je heen (en dus ook terug) een uurtje kwijt bent met de metro, ticketten, trein en wandelen tot aan het paleis. Belangrijk om mee te nemen in je time management.
Inkom en wachtrijen
Versailles staat bekend om zijn lange wachtrijen aan de inkom. Wij hadden daar geen last van om een aantal redenen:
Het paleis opent om 10u. We waren er iets vroeger zodat we bij de eersten waren die binnen konden. Het is sowieso aangeraden om vroeg te komen, aangezien de bussen Japanners vaak vanaf 10u aan het paleis gedropt worden.
We waren er in maart. Vanaf 1 april start het echte toeristische seizoen, wat wil zeggen dat het paleis langer open is, de fonteinen aan staan en er allerlei events zijn. In maart is het dus nog betrekkelijk rustiger. Volgens mij kan je ook perfect in het voorjaar of vroege najaar rustig genieten als je de fonteinen toch in actie wil zien. Maar in de zomermaanden moet je er sowieso rekening mee houden dat het heel druk kan worden.
We waren er op een weekdag (woensdag). Op maandag is Versailles gesloten, op dinsdag zijn alle musea in Parijs gesloten waardoor iedereen naar Versailles trekt en in de weekends is het sowieso drukker. Ga dus op een woensdag of donderdag naar Versailles en de kans op rust is een pak groter.
We kochten online een ticket. Maar vergis je niet: je gaat nog altijd moeten aanschuiven in een (lange) wachtrij. Het is gewoon een andere rij en die gaat iets sneller voorruit omdat er geen aankoop meer moet gebeuren telkens.
Versailles is gratis voor EU burgers onder de 26-jaar. Maar vergeet ook dit gratis ticket niet op voorhand online te bestellen! En ook als jongere moet je in de online wachtrij wachten (al doet de site uitschijnen dat je sneller binnen kan, dat is dus niet). Voor een volwassene raad ik aan om een passport ticket te kopen, dit geeft toegang tot het paleis, beide trianon estates en de tuinen. Dit ticket komt op 20 euro. Een ticket zonder de trianons kost 18 euro, en voor die 2 euro vind ik beide trianons echt wel een aanrader dus niet twijfelen om dat er bij te nemen. Een vergelijking van alle tickets vind je hier
Binnen moet je zowel bij het paleis als de trianons je rugzak steeds in een locker stoppen. In de tuinen mag je je rugzak wel bij je hebben en dus kan je perfect een picknickmeenemen. Dat is ook wel aangeraden omdat de eetgelegenheden op het domein uiteraard heel toeristisch zijn en het net leuk is om een plekje in de tuinen uit te zoeken. Als je alles redelijk gedetailleerd en rustig wil bezoeken zou ik zeker 6 uur uittrekken voor het volledige bezoek. Samen met de rit heen en terug is Versailles dus een echte daguitstap.
Het paleis van Versailles
Onder koning Louis VIII was Versailles een klein jachtslot. Zijn zoon Louis XIV, de later zonnekoning, breidde het paleis decennialang uit. Het was een constante bouwwerf waar duizenden arbeiders tegelijk aan werkten in povere arbeidsomstandigheden. Louis wou van Versailles het centrum van de wereld maken. En dat deed hij ook door alle nobelen te verplichten om in het paleis te komen wonen. Die edelen zaten er letterlijk opgehoopt zonder veel hygiëne, het stonk dus enorm in Versailles. Ook de twee volgende koningen, Louis XV (bekend van al zijn maîtresses zoals madame de Pompadour) en de gedoemde Louis XIV, verbleven in Versailles. Tijdens de Franse Revolutie werd het koningskoppel gedwongen in het Tuilerieënpaleis in Parijs te gaan leven en werd Versailles verlaten. Nadien verbleef Napoleon nog regelmatig in Le grand Trianon, maar zijn plannen om Versailles te verbouwen bleven uit. Onder koning Louis Philippe werd het paleis voor het eerst omgedoopt tot een museum.
Als je vroeg genoeg gaat kan je nog relatief profiteren van een leeg binnenplein en een niet te drukke spiegelzaal.
Voor een bezoek aan het paleis zijn er een aantal vaste routes die je moet volgen. Je krijgt ook een audiogids mee die inbegrepen zit in de prijs. Ze zijn altijd wel iets aan het renoveren, dus reken erop dat je misschien niet alles te zien krijgt. Zeker als je buiten het seizoen gaat. Tijdens ons bezoek waren de slaapvertrekken van Marie Antoinette en de galerij van de veldslagen niet toegankelijk. De kapel waren ze ook langs buiten aan het renoveren maar konden we wel binnenin bekijken.
Versailles is een plaatje. We wandelden zaal per zaal van de ene verbazing in de andere. Volledig beschilderde plafonds, veel bladgoud en marmer… het is een echt luxepaleis. Ik maakte dus vooral foto’s van de plafonds, wat ook weer handig is want dan staat er geen volk mee op :). Overal kom je de beeltenis van Louis XIV tegen. De koning was immer aanwezig.
De bekendste ruimte is natuurlijk de spiegelzaal en ik had zelf niet verwacht om er ook zo overdonderd door te zijn. Er zijn zoveel details om op te letten. De 73 meter lange zaal is de grootste ruimte van het paleis en bevat maar liefst 357 spiegelpanelen.
De route leidt verder ook nog naar de slaapkamer en enkele andere persoonlijke vertrekken van de koning. Louis XIV was de uitvinder van het Franse hofprotocol waarbij elke dag nobelen werden uitgekozen om ‘le petit et le grand lever’ bij te wonen en de koning kledingstukken aan te reiken.
Le roi governe par lui même, een inscriptie zodat niemand er zou aan twijfelen dat Louis XIV een absolute vorst is.
Na de vertrekken is het normaal tijd voor de galerij van de veldslagen, maar die moesten we dus overslaan. Je komt vervolgens in enkele zalen ingericht na de Franse Revolutie die van Versailles een chauvinistisch museum moesten maken.
Sommige toeristen razen door het paleis en laten daarom bepaalde zalen links liggen. Ik vond deze nochtans een echt pareltje.
In de mesdames-vleugel kan je nog enkele kamers bezichtigen van de zogenaamde mesdames, de dochters van Louis XV die ongetrouwd aan het hof verbleven. Ze waren vreselijk elitair en geen enkele Europese prins was goed genoeg voor hen. De kamers staan vol met schattig meubilair. De prinsessen brachten hun tijd door met muziek spelen, lezen en thee drinken. En Marie Antoinette op haar zenuwen werken, dat ook :).
Trek zeker een uur of drie uit om in het paleis zelf alles te bezichtigen. Uiteraard kan het korter, maar wij bekeken elke zaal en luisterden aandachtig naar de audiogids die best relevante informatie gaf. Ik ben zo iemand die alles op haar gemak gezien wil hebben, zeker in dit soort plekken. Het zijn de details en de achterliggende verhalen die het hem doen.
De tuinen
Voor sommigen zijn de tuinen van Versailles een nog groter hoogtepunt dan het paleis zelf. Versailles was een echt lusthof naar Romeinse normen ontworpen. Het staat daardoor vol met beelden en fonteinen die naar de Oudheid verwijzen. Voor 1 april kan je er geen werkende (lees spuitende) fonteinen bewonderen, maar dat deerde ons niet.
De grote fontein aan het paleis met zicht op het Grote Kanaal verderop.
De tuinen zijn opgedeeld in bosquets, kleine hofjes met elk hun eigen inrichting. Ze waren niet allemaal open voor publiek toen wij er waren, maar het was fijn verkennen.
Eén van de vele bosquets.De paardenfontein, o.a. bekend uit de intro van de serie Versailles, die trouwens een kijktip is om je bezoek aan Versailles voor te bereiden ;).
Le petit trianon en le hameau de la reine
Veel minder toeristen brengen een bezoek aan de trianons, het is er dus rustiger dan in het hoofdpaleis.
Het is een hele wandeling naar de andere kant van het domein, maar iets na de middag (na een deugdoende picknick in een bosquet) kwamen we aan bij le petit trianon. Dit optrekje werd gebouwd door Louis XV voor zijn maîtresse madame de Pompadour. Maar het werd vooral favoriet bij koningin Marie Antoinette. In le petit trianon kwam Marie Antoinette tot rust ver weg van alle hofetiquette. Het was haar eigen optrekje, compleet met opnieuw een prachtige romantische tuin.
Le petit trianon is smaakvol en minder kitscherig ingericht dan het hoofdpaleis.
Nog wat verder in die tuin vind je le hameau de la reine. Een soort Bokrijk dat Marie Antoinette liet bouwen om boerin te kunnen spelen… Ik moet je niet vertellen dat ze best wat kritiek over zich heen kreeg voor deze wat vreemde uitgave. Een watermolen, moestuin, bakkerij, stallen voor de dieren….. Hier speelde Marie Antoinette het gewone leven na, terwijl in Parijs kinderen verhongerden.
Le grand trianon
Le grand trianon was dan weer het optrekje van de koning. Vooral de Zonnekoning sliep er vaak met zijn maîtresse Madame De Montespan. Ook Napoleon verbleef er regelmatig en verkoos het boven het grote kasteel verderop. Het is eigenlijk een paleis op zich te noemen. Toen wij er waren konden we maar de helft bezoeken omdat de rest gerestaureerd werd. Dat vond ik wel jammer, want ik vond het interieur best mooi.
We zetten onze wandeling verder opnieuw richting het hoofdpaleis om nog enkele andere bosquets te ontdekken. Zorg er zeker voor dat je stevige wandelschoenen aandoet want je legt best wat kilometers af op het domein. Voor het bezoek aan de tuinen en de twee trianons moet je opnieuw een uur of drie uittrekken. En dan nog zul je niet alles gezien hebben, je kan er makkelijk meerdere dagen doorbrengen.
Het park is immens groot en gratis toegankelijk dus ooit wil ik er wel eens een langere wandeling langs het Grote Kanaal doen.
Of een boottochtje op het kanaal, dat kan ook.
Ik vond Versailles een super ervaring. Ik ben natuurlijk heel erg into de geschiedenis en bezoek altijd graag paleizen. Maar Versailles is wel echt een unieke bestemming en op een weekdag in maart valt het erg mee qua drukte. Ook in het stadje Versailles zelf kan je zeker wat tijd doorbrengen, dat staat voor een volgende keer op de planning. Nu waren we best moe van al dat stappen en namen we opnieuw de RER C trein naar Parijs.
Ben jij al eens in het paleis van Versailles geweest?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.