Omdat Sevilla zo goed was meegevallen boekten Leen en ik een tweede citytripje naar Zuid-Europa. Zelf was ik nog nooit in Portugal geweest en hoewel ik ondertussen al weet dat ik hou van de mediterraanse sfeer wist dit land met zijn eigen accenten me heel erg te bekoren. We vertrokken midden april. De week na de paasvakantie was het allemaal wat rustiger en goedkoper. Het werden 5 dagen vol hoogtemeters, tuktuks, smalle straatjes, uitzichtpunten waar je tanden van uitvallen én kloosters. Amen.
Op onze laatste dag konden we nog enkele uren spenderen in de stad voor we als echte marathonlopers ons zouden moeten haasten voor het vliegtuig. Want jawel, de bus naar de luchthaven rijdt maar in één richting en dus moesten we eerst nog half Lissabon door om mensen af te zetten, voor we het vliegveld in zicht kregen en niet zo subtiel mensen voorbij staken aan security. (Sorry aan al die Antwerpenaars die naar Charleroi vlogen die dag en nogal stoute dingen naar ons riepen. Wij moesten naar Brussel en die vlucht vertrok echt een pak sneller – en oh ja we hebben jullie wel verstaan, ik wens jullie nog veel huilende kinderen in het vliegtuig toe).
Enfin, we kozen om bairro alto de verkennen. De naam van de wijk zegt het al zelf: het is de hogergelegen wijk, zo’n 30 meter boven Biaxa & Chiado. Deze wijk heeft de aardbeving voor een groot deel wél overleefd en is gekenmerkt door kleine steegjes en mooie uitzichtpunten.
We startten de dag bij alweer een botanische tuin (in Belém bezochten we er ook al twee), deze keer de jardim botanica van de universiteit. Dit is een zeer grote tuin, maar niet alles was toegankelijk wegens renovatie en onderhoud waardoor we geen toegang moesten betalen. Ik heb heel wat exotische planten gespot en de cactussen waren er gigantisch.
Het valt op hoe bol Lissabon staat van de tuinen en parken. Ik vind dat zalig om doorheen te wandelen, zeker als de zon stevig schijnt. We stopten bij een gezellig parkje, Principe Réal. De trekpleister is hier een oude cederboom die voor heel wat schaduw zorgt. Ook heb je meteen een zicht op de lagergelegen buurt en de Taag.
Ik beloofde uitzichtpunten. We hadden namelijk nog één miradouro te goed. De miradouro de sao pedro de Alcantara kijkt uit op een enorm deel van Lissabon, helemaal tot aan het Castelo de Sao Jorge. Het enige wat echt jammer was aan dit uitzichtpunt is de lelijke omheining die voor de effectieve balustrade gezet was. Op onderstaande foto zie je dit gelukkig niet zo :).
We ploften er neer op de strandzeteltjes naast de typische kiosk. Het was onze laatste dag en we wilden nog profiteren van de zon. Eerlijk gezegd begon de reis door te wegen (ik had op dat moment een serieus B-12 tekort zou later blijken, en ik duizelde heel regelmatig, om even te tonen dat niet alles altijd perfect is, ook al lijkt dit de perfecte terrasjesfoto).
Tijd om toch nog even wat cultuur mee te pikken. We stopten bij de igreja de Sao Roque, een pareltje van een kerk met overvloedig bladgoud en heel wat versieringen. Sober vanbuiten, beetje kitscherig vanbinnen, kortom de typische definitie van een mediterraanse kerk.
Tijd om af te dalen en de typische straatjes te verkennen. Kleurrijke huisjes, veel kasseien en hier en daar trammetjes. In deze wijk zou ik graag nog wat meer tijd doorbrengen.
Uiteindelijk belandden we bij het uitzichtpunt Santa Catarina, waar ons lunchplekje zich bevond. Dit uitzicht tot aan de Taag kwam onverwacht, maar is heel erg de moeite. Het is een super gezellig pleintje om even bij te komen van al dat stappen.
Ik wilde op aanraden van vrienden graag eten bij Pharmacia. Een food sharing restaurant in het apothekersmuseum. We kozen een aantal zomerse gerechten van de kaart en god, wat was het lekker! De smaken waren heerlijk, de porties royaal. Dit is misschien een van onze duurdere lunches geweest, maar absoluut het beste eten van de reis. Van het chocoladedessert droom ik nog. Dit is zo’n plekje waar ik me meteen naar haast de volgende keer dat ik in Lissabon ben.
En toen was het tijd om te vertrekken uit deze mooie stad. Lissabon heeft ontzettend veel te bieden en in Bairro Alto wil ik zeker nog een keer ronddwalen.
Wat is het mooiste uitzichtpunt waar jij ooit bent geweest?
Dit is het laatste verslag over onze citytrip naar Lissabon. Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
Omdat Sevilla zo goed was meegevallen boekten Leen en ik een tweede citytripje naar Zuid-Europa. Zelf was ik nog nooit in Portugal geweest en hoewel ik ondertussen al weet dat ik hou van de mediterraanse sfeer wist dit land met zijn eigen accenten me heel erg te bekoren. We vertrokken midden april. De week na de paasvakantie was het allemaal wat rustiger en goedkoper. Het werden 5 dagen vol hoogtemeters, tuktuks, smalle straatjes, uitzichtpunten waar je tanden van uitvallen én kloosters. Amen.
Na een uitstapje naar de kastelen in Sintra, trokken we op onze vierde dag naar Belém. Misschien wel de bekendste wijk van Lissabon. Deze zeer lange wandeling baseerden we op de reisgids Time To Momo (wandeling 5 om precies te zijn). We namen hiervoor vanaf Cais Do Sodré een bus naar het Palacio Nacional da Ajuda.
Dit grote witte paleis is ooit gebouwd voor de koninklijke familie, maar nooit volledig afgewerkt. Nu was het er een gerij van auto’s aangezien het nog steeds voor staatszaken wordt gebruikt. Er was geen toerist te bekennen, het is namelijk een hele klim vanaf het vlakke Belém en dus buiten de gebaande paden. Het was wel het ideale vertrekpunt voor onze wandeling op deze zeer zonnige dag.
Afdalen deden we via de jardim Botanico de Ajuda. Deze oudste botanische tuin van de stad telt heel wat bijzondere plantensoorten. Een drakenbloedboom bv. Er lopen pauwen in allerlei kleuren rond, er staan serres voor de meer tropische planten en er is grote een fontein. We betaalden twee euro toegang en je krijgt er nog een uitzicht tot aan de Taag bij.
Zonder twijfel is dit de mooiste tuin van Lissabon die we bezochten. Ver weg van toeristen en dus heel rustig. Aanrader, zeker in de lente- en zomermaanden! Nog verder naar beneden passeerden we de Igreja da Memoria, een super schattig oud kerkje.
Tijd om opnieuw wat schaduw op te zoeken in de volgende botanische tuin: de jardim Botanico Tropical. Zoals de naam al zegt: hier vind je heel wat tropische plantensoorten. Omdat er op dat moment erg hard gewerkt werd in de tuin (die heel groot, maar ook best oud is), moesten we geen toegang betalen.
De hoge palmbomen vallen meteen op. Verder is er een Chinese tuin en kan je helemaal tot aan een soort paleis wandelen. Dit is het ideale plekje om te picknicken, en veel dichter bij het toeristische Belém voor wie even een rustpunt wil. Maar we vonden de andere tuin wel een pak mooier.
De volgende stop zou het klooster worden, maar eerst was het tijd voor lunch. Ons eetadresje in de Momo bestond niet meer dus aten we tapas bij Belém 2 a 8. Het is in de toeristenstraat van de wijk dus het eten was zeker oké, maar niet speciaal.
En dan dessert! Tijd voor de beroemde Pasteis De Belém. Pasteis de nata zijn zoete bladerdeeggebakjes met pudding en kaneel, een echt exportproduct van Portugal. In Belém zouden ze de originele taartjes maken volgens een geheim recept. Dus schoven we samen met de Japanners aan in de rij ;). Verkijk je hier niet op: het gaat allemaal super vlot en efficiënt. Voor we het wisten stonden we buiten met een portie warme pasteis. En uiteraard waren ze lekker.
Tijd voor het mosteiro dos Jeronimos, dé bezienswaardigheid die in elk boekje staat. Dit 16de eeuwse klooster in Portugese Manuelstijl is een rijkelijk versierd architecturaal hoogstandje. De wijk Belém is bekend van de ontdekkingsreizigers die hier vertrokken in de jaren 1500, waaronder Vasco Da Gama. Daardoor zitten er heel wat verwijzingen naar zeevaart in de decoratie van dit klooster.
Het is een hele opgave om binnen te raken. Er staat altijd een lange rij, in de brandende zon en je kan -denk ik- geen tickets op voorhand boeken. Wees daar dus op voorbereid (hoofddeksel en zonnecrème). De prijs p.p. komt op 10 euro. De kerk is gratis te bezoeken en ook de moeite, maar het is toch vooral het klooster waarin de Manuelstijl tot zijn recht komt.
Binnenin is het druk, maar ook echt prachtig. Het is een uniek weelderig gedecoreerd gebouw dat met niets te vergelijken valt. Je kan verschillende kamers bezoeken met elk hun eigen functie. Maar de gangen en het binnenplein betoveren het meest. We maakten heel wat foto’s (tegen de zon in, want die was overal :p).
Het zal je niet verbazen dat dit klooster ondertussen UNESCO werelderfgoed is samen met de torre de Belém wat verderop.
Het contrast met het sobere klooster in Graça was groot. Ik denk dat ik het klooster in Graça fijner vond om te bezoeken door de rust, maar deze stijl is wel iets dat je nergens anders kan bekijken. Het maakte indruk.
Op naar dat andere bekende bouwwerk in Manuelstijl uit de 16de eeuw, de Torre De Belém. Van torentjes word ik altijd enthousiast! Het is een verdedigingstoren uit de tijd van de ontdekkingsreizigers. Toen stond de toren in het midden van de Taag. Ondertussen lijkt de toren steeds meer op te schuiven richting oever. De kracht van de natuur…
Je kan de toren bezoeken, maar deze keer schoven we niet aan samen met de Japanners. Binnen zou er namelijk niet zo veel te zien zijn en is het altijd heel druk. De schoonheid schuilt langs de buitenkant waar de woeste golven tegen de toren opboksen.
Tijd voor een stevig stukje wandelen langs de Taag. We passeerden eerst nog het Padrao dos Descobrimentos, een monument ter ere van de ontdekkingsreizigers. Je kan ook helemaal naar boven, maar dat zei ons weinig.
Langs de rivier is een breed wandelpad. Van ver doemt de Ponte 25 de Abril op. Deze brug is geïnspireerd op de Golden Gate Bridge in San Francisco, hetzelfde Amerikaanse bedrijf was verantwoordelijk voor de bouw. Aan de andere kant van de brug staat dan weer een Christusbeeld à la Rio de Janeiro. De brug is genoemd naar een belangrijke datum in de anjerrevolutie tegen de dictatuur.
Nog fut in de benen en zin in iets totaal anders? Dan kan je nog een heel stuk verder wandelen richting LX Factory. Onder de brug stonden daar wat verlaten fabriekpanden leeg die nu zijn omgedoopt tot hippe eetzaken en winkels. Vooral de boekenwinkel Ler Devagar met boeken tot hoog aan het plafond en de nodige laddertjes, is de moeite om binnen te lopen. Je kan er even uitblazen bij een koffiebar of je verwonderen aan de leuke street art. Zeker de moeite!
Hierna stapten we weer richting Cais do Sodré, waar je de overdekte markthal Time Out kan binnenlopen. We zochten naar een eetplekje in de buurt voor een licht diner en belanden zo bij Café Tati. Een verse dagkaart met producten van de markthal in een huiselijk interieur, meer moet dat soms niet zijn.
Het is een hele wandeling en de zon brandde stevig dus we kropen vroeg onder de wol. Hoewel heel toeristisch vond ik Belém toch de moeite. Zeker als je ook de tuinen meeneemt en wat langs de Taag wandelt.
Ben jij al eens in Belém geweest?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
Omdat Sevilla zo goed was meegevallen boekten Leen en ik een tweede citytripje naar Zuid-Europa. Zelf was ik nog nooit in Portugal geweest en hoewel ik ondertussen al weet dat ik hou van de mediterraanse sfeer wist dit land met zijn eigen accenten me heel erg te bekoren. We vertrokken midden april. De week na de paasvakantie was het allemaal wat rustiger en goedkoper. Het werden 5 dagen vol hoogtemeters, tuktuks, smalle straatjes, uitzichtpunten waar je tanden van uitvallen én kloosters. Amen.
Op onze derde dag besloten we het zonnige Lissabon te verlaten voor een van de bekendere daguitstappen: het stadje Sintra. Sintra kan je zien als het tweede verblijf van heel wat rijke en koninklijke mensen en het staat vol met originele en kleurrijke kastelen en paleizen, eentje dateert zelfs uit de 10de eeuw. Heel wat stukken van Sintra zijn Unesco werelderfgoed trouwens. Als royals-nerd moest ik er dus heen.
Even praktisch
Vanuit Rossio (het mooie station ligt in de wijk Baixa) neem je een rechtstreekse trein naar Sintra. Een kaartje heen en terug kost ongeveer 5 euro. Probeer zo vroeg mogelijk te treinen, er is veel te zien én het is een drukke trekpleister dus veel volk. Ook aan de kassa’s voor een treinticket.
Wij hadden echter een openbaar vervoerskaartje aangekocht op de eerste dag voor de metro dat we telkens opnieuw konden opladen en dat kaartje werkt ook voor de trein. Dus wij hebben in onze metrohalte opgeladen en moesten daardoor niet aanschuiven. De trein naar Sintra is zowat de enige drukke trein uit Lissabon dus je kan niet missen. Het is een slechts een half uurtje reizen.
Eens je bent aangekomen volg je gewoon de meute, het is een tiental minuutjes wandelen tot aan het centrum van het stadje en het palacio nacional de Sintra, daar stond al een lange rij toeristen aan te schuiven dus wij besloten niet met dat paleis te beginnen. Omdat we nog niet echt een plan hadden trokken we naar het toerismekantoor, daar was geen volk en kochten we meteen een ticket voor drie van de paleizen (Pena, Castle of the Moors & Palacio Nacional). Dat is dus ook echt een goede tip want soms (zeker in het hoogseizoen) kunnen de wachtrijen aan de paleizen zelf wel oplopen. De prijs was bijna 40 euro voor de drie paleizen (exclusief paleis 4, de bus en de trein) dus het is geen goedkope uitstap, maar als je dan op vakantie bent hé.
Er zijn twee buslijnen naar de paleizen: een groene en een blauwe. Het was allemaal wat verwarrend en aan de dure kant. Voor Quinta Da Regeleira namen we (gelukkig) geen bus, dat paleis bleek te liggen op 5 minuten van het toerismekantoor (wel even klimmen). Voor Pena en Castle Of the moors kozen wel voor de bus en dat was soms een getrek en geduw om erop te raken. Jep, zelfs al in april.
We kochten in een lokale bakkerij ook een lunch, want restaurants daar moet je in Sintra niet echt op rekenen, heel toeristisch en we wilden zoveel mogelijk tijd kunnen spenderen met de bezoekjes zelf. Maar dus op naar het eerste paleis.
Quinta Da Regaleira
Eentje die ik graag wou doen, want een gothisch paleis met een ietwat vreemde tuin, dat beloofde wel wat. Dit paleis is nog steeds een beetje privédomein en dus kan je enkel tickets kopen aan de kassa, 8 euro p.p. als ik het me goed herinner en heel goedkoop in vergelijking met de rest.
De binnen was niet volledig open, de verdiepingen werden gerestaureerd. Het is op zijn zachtst gezegd een vreemd gebouw met veel details.
Maar het leuke begint in de tuin. Verborgen gangen, fonteinen, grotten, torens, een kapel. Het is een ware ontdekkingstocht. Er zijn veel Romeinse en renaissance-elementen terug te vinden.
De tuin is best groot en er valt veel te ontdekken, het was er ook wel druk, ondanks de vroegte, en het is natuurlijk een succes bij kinderen om alle geheime plekken te ontdekken.
Van alle paleizen is het dit het minst een paleis, maar eerder een ludieke speelplaats van iemand die te veel tijd en geld had om dit allemaal te bedenken en neer te planten. Het zou trouwens ook allemaal ironisch bedoeld zijn als een soort garden of pleasure.
Van Quinta wandelden we weer omlaag naar het centrum waar we de bus namen richting Castle of the Moors & Pena Palace. Eerste stop: Castle of the Moors.
Castle of the Moors
Het Castle Of The Moors is een oud verdedigingskasteel op een van de heuvels van Sintra dat je beneden al van ver kan spotten. Het is gesticht ergens in de 8ste eeuw door de Moslims, maar het werd Christelijk na de verovering van Lissabon in 1147. De oudste overblijfselen die je nog kan bewonderen zijn van de 10de eeuw.
Van het kasteel zelf is niet veel meer te bezichtigen, maar de meterslange verdedigingsmuren staan nog steeds (zij het met een vleugje reconstructie) en je hebt er een panoramisch uitzicht over Sintra en op het nabijgelegen Pena Palace.
Kortom je loopt er tussen de kanteeltjes en de torentjes en dat maakt het tot mijn favoriet van de dag. Want je proeft de geschiedenis letterlijk door er rond te lopen. Het is duidelijk een strategisch gekozen plek voor een fort.
Het is een best een lange smalle weg omhoog langs de kantelen met bovenaan een prachtig zicht op Pena Palace, de volgende stop.
Castle Of The Moors is zo eentje waar ik onmiddellijk terug naartoe wil. En die echt wel op mijn lijstje staat van favoriete kastelen en paleizen (en dat wil al wat zeggen in mijn geval). Ook zeer toegankelijk voor de niet geschiedenisnerd, want eigenlijk leer je ter plaatse weinig (er staan enkele bordjes en heel wat zaken moeten we gissen want we weten niet exact wat hier allemaal gebeurd is vroeger). Voor het uitzicht alleen al is dit de moeite waard. Je bent er wel niet de enige toerist en moet soms even wachten voor een foto (het is er nu eenmaal smal). Mij stoorde dat niet echt.
Pena Palace
Het meest bekende paleis uit Sintra is ongetwijfeld Pena Palace. Het lijkt zo uit een Disneyfilm weggelopen. Wij kochten enkel kaartjes voor het park en het paleis langs buiten en daar ben je zeker zoet mee want er valt veel te ontdekken.
Pena Palace staat op de top van één van de hoogste heuvels van Sintra. Het is gebouwd in de 19de eeuw tijdens de romantiek, maar het gebouw zelf bundelt een hoeveelheid aan stijlen (neorenaissance, manuel, neogotiek…). Het paleis is tot aan WOI (vlak daarvoor werd Portugal een republiek) bewoond geweest door de koninklijke familie.
Het is heel kleurrijk en met veel details. De foto-opportuniteiten liggen voor het oprapen, al moet je het volk er wel bijnemen. Wij gingen tegen de latere namiddag waardoor de grootste stroom bezoekers al andere oorden had opgezocht, want velen komen voornamelijk voor Pena naar Sintra.
Je kan rond het rode gebouw lopen en dan heb je een formidabel zicht op Castle Of The Moors. Op goede dagen zou je in de verte zelfs Lissabon moeten kunnen zien.
Pena Palace maakte mijn verwachtingen helemaal waar. Kleurrijk, romantisch en veel stijlen door elkaar. Misschien wil ik er een volgende keer wel binnen.
We namen de bus weer helemaal naar beneden tot vlak voor het Palacio Nacional. De rij toeristen was daar ondertussen verdwenen waardoor we snel binnen waren.
Palacio Nacional De Sintra
Langs buiten is dit best een sober wit gebouw, waarbij de twee schoorstenen meteen opvallen. Het stamt nochtans uit de Middeleeuwen en werd bewoond door de koninklijke familie tussen de 15de en de 19de eeuw. Je merkt binnen dat het gebouw hier en daar aan renovatie toe is (ze zijn op bepaalde plekken ook aan het restaureren).
Binnen ontdek je opnieuw een hoeveelheid aan stijlen en voornamelijk prachtige plafonds. De vermenging van het Christelijke met het Arabische is nooit veraf.
Het is de Coat Of Arms room in manuelstijl die met alle aandacht gaat lopen. De typisch blauw-witte tegels die overgaan in overdadig bladgoud. Heel moeilijk om scherp op foto te krijgen.
Het is een groot contrast met de sobere witte keukens waarin je zeker naar boven moet turen om de schoorsteengaten te spotten.
Zoals je ziet kan het allemaal een opsmukje gebruiken. Palacio Nacional was onze laatste stop en heeft met voorsprong de mooiste binnen. Bij ons was het super rustig op het einde van de dag (op een klas luidruchtige middelbaren na). En daarom vond ik het wel de moeite. Maar ik zou dus vermijden om er ’s morgens naartoe te trekken want dan is het volgens mij echt aanschuiven in de niet altijd even grote ruimtes.
Hierna was het echt wel tijd om terug af te zakken richting Lissabon. Na een kort treinritje ploften we welverdiend neer op het gezellig terras van O’Corvo voor een tapasdiner. Het was een lange dag met veel stappen en indrukken en dus kropen we vroeg onder de wol.
Ben jij al eens in Sintra geweest? Lijkt het jou iets?
Op mijn reisgidspagina vind je een handig overzicht van alle bestemmingen die ik bezocht en de bijhorende blogposts die ik erover schreef. Zo vertrek je nooit zonder inspiratie op vakantie.
Omdat Sevilla zo goed was meegevallen boekten Leen en ik een tweede citytripje naar Zuid-Europa. Zelf was ik nog nooit in Portugal geweest en hoewel ik ondertussen al weet dat ik hou van de mediterraanse sfeer wist dit land met zijn eigen accenten me heel erg te bekoren. We vertrokken midden april. De week na de paasvakantie was het allemaal wat rustiger en goedkoper. Het werden 5 dagen vol hoogtemeters, tuktuks, smalle straatjes, uitzichtpunten waar je tanden van uitvallen én kloosters. Amen.
Op onze tweede dag deden we de wijken Graça, Alfama & Castelo aan. Hier vind je tientallen bezienswaardigheden. In een vorige update vertelde ik je al over Graça, met veel uitzichtpunten en een prachtig klooster.
Na de lunch wandelden we stap voor stap de heuvel op met als einddoel het Castelo de Sao Jorge op de top. Maar eerst was het tijd om rond te dwalen in Alfama.
Alfama
Alfama is een van de zeldzame wijken die de grote aardbeving van 1755 heeft overleefd en waar de smalle middeleeuwse straatjes nog intact zijn. Je lijkt er zo verloren te lopen in de steegjes, ook al is de wijk niet groot.
Het is een echte volksbuurt met was aan de balkons, schotelantennes, afgebladerde verf en kinderen die spelen op straat. Het is ook nog steeds een arme buurt. En dat hakte er bij mij wel een beetje in. Daarover schreef ik eerder al een post.
Er is geen horeca in de wijk, terwijl er honderden toeristen rondlopen. De bewoners zelf verdienen dus niets aan het toerisme. Ik zag een mevrouw van niet veel ouder dan ikzelf haar auto parkeren in een klein steegje en met twee boodschappentassen een klein deurtje binnen gaan. Dat is toch wel heftig.
Omdat het leven hier zo hard is kent de Portugese Fadomuziek niet toevallig zijn oorsprong in deze wijk. De nostalgische harde klanken van de fado kan je als toerist echter niet horen in Alfama. Daarvoor moet je naar een toeristenbar hoger op de heuvels. We deden dit niet, omdat de weeklanken van de fado niet echt ons ding zijn.
We dwaalden nog wel even rond in de steegjes. Ik zag bomma’s met elkaar praten via hun balkon. Ze konden elkaar een hand geven en keken naar de hordes toeristen die foto’s aan het maken waren. Het is geen ‘jonge’ wijk, dat merk je.
In Alfama kan je ook de Chafariz d’El Rei bekijken. Het is een enorme fontein die in de stadsmuren is ingebouwd en uitkijkt op de Taag. Letterlijk een ‘koningsfontein’, maar toen wij er waren stond deze jammer genoeg droog.
Castelo
Ook de wijk Castelo dateert uit de middeleeuwen en is natuurlijk in trek bij toeristen door de aanwezigheid van het Castelo de Sao Jorge op de top. Ik geef het toe: ook ik was excited toen ik de kanteeltjes zag. Het kasteel speelde al in een 12de eeuw een belangrijke rol wanneer koning Alfonso de Moren verdreef uit Lissabon (het bekende boek ‘het beleg van Lissabon’ van Saramango is gebaseerd op deze gebeurtenissen trouwens). De eerste fundamenten werden gelegd in de Romeinse tijd, daarna volgde de moorse overheersing en later werd dit een paleis voor de koninklijke familie.
Om het Castelo te bezoeken en van het uitzicht te genieten betaal je ongeveer 8 euro. De rij ging goed vooruit toen wij er waren. Je moet wel weten dat je niet echt een kasteel bezoekt. In die zin dat er enkel nog muren en torens rechtstaan en dat er niet echt ‘een binnen’ is. Op dat vlak viel het misschien een beetje tegen, maar de views <3.
Wanneer je het kasteeldomein binnengaat word je meteen getrakteerd op een prachtig uitzicht over Lissabon. Die uitzichten werden wij niet beu, nee.
Daarna krijg je al snel de oude kasteelmuren in het vizier. Er staan hier en daar bordjes met uitleg en je krijgt ook een plannetje mee waarop je wat meer info kan vinden. Er zitten pauwen, die sommige toeristen interessanter vonden blijkbaar dan het kasteel zelf. Ik kwam toch vooral voor de kanteeltjes. Die waren er gelukkig in overvloed.
Je kan op de torens en verdedigingsmuren wandelen opnieuw vergezeld van een mooi uitzicht. Ik vond het leuk om te doen, al waren we snel rond want erg groot is het niet. Je vindt op het domein ook archeologische opgravingen uit de Romeinse tijd.
Ik ben blij dat we het Castelo gedaan hebben voor Sintra, want het castle of the moors is daar toch nog indrukwekkender. Maar ik heb geen spijt dat we deze must-bezienswaardigheid hebben bezocht. Zoals je ziet is Lissabon onder een bewolkte hemel nog altijd een plaatje.
Sé Cathedral
Na de hele klim naar het Castelo hadden we, ondanks de regen, zin in een ijsje. Bij Gelato Therapy schuilden we voor een nieuwe regenbui met een heerlijk authentiek Italiaans ijsje en een wafel. We hadden nog een laatste stop op de planning staan: de Sé-kathedraal.
De Sé-kathedraal is na de overwinning op de moren gebouwd op de resten van een moskee en is het oudste kerkgebouw van de stad. Maar door de aardbevingen is de kerk een aantal keren heropgebouwd en daardoor kan je een mix van architecturale stijlen ontdekken in de speciale voorgevel. Binnen is de kerk opvallend sober en donker. Het is eens iets anders dan de overdadige barok die je meestal in het zuiden van Europa vindt. Door een misviering zijn we er niet ontzettend lang binnen geweest, maar ik vond het toch de moeite.
Hierna hadden we wel echt de nodige kilometers achter de rug. We ploften neer bij Esperança Sé, een van de eerste horecazaakjes die een vergunning kreeg in de buurt van de kathedraal. Ze serveren dunne Italiaanse pizza. Die inderdaad lekker was, maar ik had niet veel honger (B-12 tekort ^^) dus heb ik het jammer genoeg niet opgekregen. We waren ontzettend moe die dag en kropen lekker vroeg onder de wol.
Het was absoluut een geslaagde dag. Graça, Alfama & Castelo laten het echte Lissabon (van vroeger) zien. Je vindt er verschillende toeristische plekken en toch ben je tegelijk soms heel alleen. Dat vond ik een mooi evenwicht.
Wat is jouw favoriete plekje in Lissabon? Of moet je er nog naar toe?
Omdat Sevilla zo goed was meegevallen boekten Leen en ik een tweede citytripje naar Zuid-Europa. Zelf was ik nog nooit in Portugal geweest en hoewel ik ondertussen al weet dat ik hou van de mediterraanse sfeer wist dit land met zijn eigen accenten me heel erg te bekoren. We vertrokken midden april. De week na de paasvakantie was het allemaal wat rustiger en goedkoper. Het werden 5 dagen vol hoogtemeters, tuktuks, smalle straatjes, uitzichtpunten waar je tanden van uitvallen én kloosters. Amen.
Na eerst Baixa & Chiado verkend te hebben, kregen we op onze tweede dag te maken met regen. Tegelijkertijd was er in België de eerste warmtegolf van het jaar. Omdat we Lissabon hadden geboekt om al in april zon mee te pikken baalden we een iene miene beetje, maar toch werd het een prachtige dag, misschien wel mijn favoriet van de hele vakantie.
We deden die dag de wijken Graca, Alfama & Castelo aan. Hier vind je tientallen bezienswaardigheden. Nogal veel voor één post dus jullie krijgen vandaag een eerste lading foto’s.
De wijk Graça
Graça is een vroegere arbeiderswijk en bevindt zich op een heuvel, zoals bijna elke wijk in Lissabon ^^. De straten zijn hier iets breder dan in Alfama & Castelo, waardoor het gele trammetje een beetje meer ruimte krijgt.
Aan het miradouro de Graça word je getrakteerd op mooie uitzichten o.a. op het Castelo de Sao Jorge.
Zoals altijd vind je er een kiosk met terrasje, ditmaal in de schaduw van het convento de Graça. De kerk kan je gratis even binnenlopen, zeker doen!
Voor de kerk is een gezellig pleintje met een ietwat speciale trap. Een soort schildpadpatroon als je van bovenaf kijkt en een leuk zwart-wit tegelpatroon in de treden zelf.
Zoals je kan zien was er hier al een waterzonnetje doorgebroken aangezien we dit uitzichtpunt als laatste aandeden (en dus een hele klim voor onze rekening namen). In de voormiddag bezochten we het andere deel van deze wijk. En dat begon met een bezoek aan een klooster.
Mosteiro de Sao Vicente De Fora
Het is een hele mondvol, maar dit klooster is een soort pantheon voor de Bragança-dynastie van Portugal. Aangezien één van hen, Catharina van Bragança, ooit koningin van Engeland is geweest (de vrouw van Charles II) was mijn interesse gewekt. Wisten wij veel dat we prachtige tegeltjes en binnenkoeren te zien zouden krijgen. Dit klooster werd een instant favoriet en de genomen foto’s zijn niet te tellen.
Ik denk dat de inkom ongeveer 4 euro bedroeg en we waren er bijna alleen. Er was één bus Japanners gedropt na ons, die we hebben voorgelaten zodat wij in alle rust verder konden ontdekken.
Je komt binnen via ondergrondse gangen en al snel zie je het typische Portugese blauw-wit. Eerst bezoek je enkele binnenkamers die prachtig zijn gedecoreerd, daarna kom je op de binnenkoer of patio.
We keken onze ogen uit. Het witte van het gebouw in combinatie met de blauwe tegels en de mooie zuilenk. Het doet wat sprookjesachtig aan.
De regen zorgde voor een prachtige weerspiegeling van de zuilen op de grond.
Het klooster is veel groter dan je denkt. Op de benedenverdieping zijn twee van deze gigantische binnenkoeren, een kapel en natuurlijk de tombes van de koninklijke familie.
Op de eerste verdieping vind je een hele collectie fabels van Jean De La Fontaine in blauw-witte tegels. De wolf en de ooievaar bijvoorbeeld. Hier hebben we wel even rondgelopen om de bordjes te lezen en de fabels in ons op te nemen.
Je kan ook naar het dakterras waar je nog eens getrakteerd wordt op een prachtig uitzicht over de Taag, Graça en Alfama.
Na een dikke 2 uur ronddwalen op deze rustige plek was het al opgeklaard toen we buiten kwamen. We passeerden het immense Pantheao Nacional, een ronde kerk waar opnieuw heel wat bekende Portugezen liggen begraven. We pasten hiervoor omdat we net 2u in een klooster waren binnen geweest, straks wilden ze nog dat we onze geloften zouden afleggen ;).
Het pleintje achter dit pantheon is bekend voor zijn leuke vlooienmarkt. Die stond er niet, maar we namen wel enkele foto’s bij de prachtige kleurrijke tegelmuur.
Miradouro’s in tweevoud
Graca is echt wel de wijk van de uitzichtpunten. De miradouro das portas de sol is misschien wel het bekendste. Je kijkt uit over de smalle steegjes en felgekleurde daken van de wijk Alfama.
Om de hoek vind je de miradouro de Santa Lucia. Dit is het mooiste uitzichtpunt omwille van de plek an sich, met een leuk parkje en opnieuw blauw-witte tegeltjes en een uitzicht dat reikt tot aan de Taag.
We aten niet in de wijk zelf, maar wandelden naar beneden langs de Taag en een grote cruiseterminal om te belanden bij Cais de Pedra. Gourmetburgers in een hipsterzaak met zicht op de cruiseschepen en een zelfgemaakte bitterbal als tapa. Heerlijke lunch die we verdiend hadden na al dat klimmen naar die prachtige uitzichtpunten.
Omdat Sevilla zo goed was meegevallen boekten Leen en ik een tweede citytripje naar Zuid-Europa. Zelf was ik nog nooit in Portugal geweest en hoewel ik ondertussen al weet dat ik hou van de mediterraanse sfeer wist dit land met zijn eigen accenten me heel erg te bekoren. We vertrokken midden april. De week na de paasvakantie was het allemaal wat rustiger en goedkoper. Het werden 5 dagen vol hoogtemeters, tuktuks, smalle straatjes, uitzichtpunten waar je tanden van uitvallen én kloosters. Amen.
We verbleven in Tings Lissabon. Ons hotel lag op het hoogste punt van het centrum. Verder was het volledig in orde. Maar als je een hotel boekt in Lissabon kan het dus nuttig zijn om te checken hoe hoog je hotel ligt. Want elke avond 100 meter klimmen na een hele dag citytrippen in de hoogte kan al eens tegenvallen.
Langs de andere kant: we werden elke ochtend wakker en het eerste wat we zagen was dit prachtige uitzicht. De Miradouro da Senhora do Monte is met voorsprong de mooiste miradouro (Portugees voor uitzichtspunt), je moet er alleen even voor zweten. Pro-tip: trappen zijn niet beter dan omhooglopende weg. Ik herhaal niet: trappen zijn niet alleen de hel, ze zijn dat bootje in de onderwereld waar je nooit meer uit kan. Nah.
Op onze eerste dag (na heel wat gesleur met de koffers) besloten we de modernste wijken in de stad te bezichtigen. Dat leek ideaal voor een halve dag en dat was het ook! Daarnaast was het een perfecte kennismaking met de geschiedenis van Lissabon. Alles komt eigenlijk neer op de verwoestende aardbeving, gevolgd door een tsunami en enorme brand in 1755. Lissabon was volledig van de kaart geveegd. Je ziet heel duidelijk het verschil tussen de wijken die voor een deel overeind bleven en nu dus in de categorie ‘oud’ vallen en het nieuwe ‘moderne’.
Onze wandeling startte aan het hooggelegen Parque Eduardo VII en zou ons leiden tot aan de Taag. Het park is heel straightforward aangelegd met twee brede wandelboulevards. Bovenaan is er een monument ter herdenking van de ramp in 1755 én heb je uiteraard een prachtig uitzicht.
Beneden aan het park is een druk verkeersplein met in het midden een standbeeld van de Marqués de Pompal. Hij was premier na de aardbeving en heeft meegeholpen om dit stadsdeel, Biaxa, weer op te bouwen. Hier vind je ook veel grote hotels en officiele gebouwen zoals ambassades.
De Avenida Da Liberdade kan je vergelijken met de Champs-Elysees in Parijs (of dat denk ik toch, Leen gaat mij eens meenemen naar daar). Een brede laan die uitkomt in het hart van het centrum. Er stonden marktkraampjes, zijn leuke winkels en veel fijne pleintjes. Aan de rechterkant kwamen we langs de elevador da Gloria, een trammetje (het was ons eerste trammetje dat we zagen!) dat je kan nemen om je voeten te laten rusten als je het hogergelegen Chiado wil verkennen.
Toeristenfoto: check! Wij bleven nog even beneden en stapten richting Rossio, langs het mooie station naar misschien wel het bekendste plein. Met het theater en fonteinen, maar toch is het vooral het zwart witte gegolfde vloerpatroon dat de aandacht trekt.
Ik nam er ook mijn favoriete foto van de hele vakantie. Ongewild. Het gaat namelijk om een heuse photobomb:
Rossio is dé toeristische wijk met de winkelstraat met alle grote ketens. Je vindt er ook de bekendste lift van Lissabon, gemaakt door een leerling van Eiffel. De Elevador de Santa Justa brengt je naar Chiado voor 5 euro. Als je heel veel geduld hebt. De rij aan de kassa is namelijk immens lang (of toch toen wij er passeerden). We stapten naar boven – weliswaar trager dan met een lift – waar je langs de ruïnes van Carmo eigenlijk exact hetzelfde uitzicht hebt als in de lift. 5 euro bespaard check, zei het met wat verloren zweet.
Maar eigenlijk waren we naar boven gestapt om de ruïnes van het klooster van Carmo te bezoeken. Het was de grootste kerk voor de aardbeving en wonder boven wonder zijn de pijlers van deze gotische kerk blijven staan. Het is zeer mooi behouden allemaal en in het grasveld lagen zelfs mensen te chillen. Een oase van rust in een wereldstad. Ik was onder de indruk hoe sterk de constructie geweest moet zijn om de ramp te overleven. Jammer genoeg stond de zon heel slecht om goede foto’s te kunnen nemen. Toegang tot de ruïnes en het archeologisch museum binnen kostte 3,50 euro. Een koopje!
We lesten onze dorst bij een kiosk op het gezellige pleintje voor de kerk. Kioskjes zijn daar een typisch iets, toffer dan binnen zitten op café in ieder geval.
Daarna was het tijd voor de laatste stop: het paleizenplein. Alleen staat er geen paleis meer, opnieuw door de aardbeving. Het Praca do Comércio blinkt vandaag als weleer met een mooie arc en felgele gebouwen die dienst doen als ministerie én natuurlijk een ruiterstandbeeld van een koning. Een wereldstad zonder, dat kan niet.
Dit mooie plein ligt aan de Taag. Ik had geen idee dat het zo’n brede rivier zou zijn. En door de golven kreeg ik echt een beetje een zeegevoel.
Nadien was het welletjes en namen we de metro richting hotel waar ons nog een beklimming wachtte. We aten in het Aziatische restaurant van ons hotel met een verrukkelijke chocoladetaart als dessert. Geslaagde dag!
We schrijven half april. Een regenachtige zondag in Lissabon. We besluiten Alfama, een bekende wijk onder toeristen, te verkennen. We kopen een kaartje voor een klooster waar we bijna alleen rondlopen. De andere toeristen slapen uit of wachten tot de bui voorbij is. Op een bus Japanners na. De regen kan ons niet deren. We genieten van het uitzicht. De geschiedenis van het gebouw. We nemen veel te veel foto’s. Mislukte selfies. Ergeren ons aan de Japanners.
Weer buiten hebben we honger. De Time To Momo (een reisgids) leidt ons naar een hipster Burgerrestaurant aan het water. Op het terras hebben we uitzicht op een cruiseschip. Er wordt afval uitgeladen. Na een uur eten zijn ze nog steeds niet klaar. De ene camion afval wisselt de andere af. Terwijl een nieuwe lading passagiers aan boord stapt.
We vertrekken naar de wijk Alfama. Kleine gezellige straatjes. Veel foto’s. Met toeristen erop deze keer. Het is gestopt met regenen en dus wat drukker. De huizen zijn schattig. Klein. Vervallen. De was hangt buiten aan het raam. Hier en daar ligt er afval. Bomma’s staan op de eerste verdieping toe te kijken hoe toeristen selfies nemen met de deurtjes. Kleine deurtjes. Heel dicht tegen elkaar. Wat verderop aan de kade in het moderne deel van de stad bouwen ze een spiksplinternieuwe cruiseterminal. In Alfama zijn ze niet bezig met cruises. 2018 heeft hier niet zo hard zijn intrede gedaan. Jonge kinderen spelen op de trappen. Kijken al niet meer op van toeristen.
Het voelt allemaal wat raar aan. Alfama is de armste wijk van de stad. Het is ook de wijk die in alle reisboekjes staat. Het heeft charme dat zeker. Maar het voelt als binnengluren. En dat is iets waarvan je moeder altijd heeft gezegd dat je dat niet mag doen. Hier verdienen ze niets aan het toerisme. Want na de selfies trekken de mensen verder naar een hippe bar voor een drankje. In Alfama vind je geen café om je dorst te lessen of toeristenwinkeltjes met het soort souvenirs die al kapot zijn voor je goed en wel terug thuis bent.
De wereld is een dorp geworden. In amper 3 uur waren we in hartje Lissabon. Het heeft me bijna niets gekost. Dat cruiseschip brengt op 8 dagen toeristen van Barcelona naar Lissabon via tal van andere steden. Een week later was ik alweer op citytrip. In Glasgow, een stad die het decennialang moeilijk heeft gehad en zijn industriële geschiedenis van zich af probeert te schudden. Er komen toeristen voor een dag of 2 om dan verder te trekken naar de Highlands of het meer populaire Edinburgh.
De wereld is een dorp en voor sommige steden zoals Glasgow is dat voorlopig een zegen. Het was ooit een grimmige postindustriële stad die bekend stond als de moordhoofdstad van Europa. Ondertussen heeft de stad veel inspanningen gedaan en lokt het ook eindelijk toeristen. Dat betekent een nieuwe economie, meer werkgelegenheid en de stad wordt heropgewaardeerd. In populaire steden die al decennia toeristen lokken – Barcelona als ultiem voorbeeld – zorgt massatoerisme ervoor dat de locals vertrekken. In Barcelona klagen mensen dat ze zelf niet meer op de bus kunnen richting werk, familie of de sportschool. In Lissabon konden we geen tram nemen naar ons hotel op een hoge heuvel. Want het is tram 28 dat daar passeert. De typische gele tram waar toeristen de hele dag door staan voor aan te schuiven. Die tram nog pakken waarvoor hij bedoelt is – jezelf verplaatsen – is een illusie die Lissabonners al lang aanvaard hebben.
Ik ga het hier niet hebben over vliegtuigen en hoe vervuilend die zijn. Of over die immense berg afval van het cruiseschip. Ik ga zelf ook niet minder reizen. Dit is geen pleidooi voor minder toerisme. Dit is een vaststelling, of nog eerder een bedenking. Reizen inspireert net zoveel als je het met de neus op feiten drukt die je liever zou negeren.
Toen ik wandelde door Alfama besefte ik dat de wijk twee mogelijke toekomsten heeft. Ofwel trekken alle jongeren eruit weg en raakt de wijk binnen een tien- tot max. twintigtal jaar stevig in verval waardoor toeristen hem links laten liggen voor hippere delen van de stad. Ofwel maken we er een soort Bokrijk van om een inkijk te geven in hoe het leven toen was. Maar dan zonder local karakter dat het nu nog zo de moeite maakt.
In beide scenario’s zal het Lissabon van nu niet meer hetzelfde zijn als het Lissabon over 20 jaar. De ontstedelijking (of hoe noem je dat?) van de jongere generatie is nu al een feit. Verandering is het pad voor elke wereldstad en ik ben ervan overtuigd dat Glasgow een stap vooruit heeft gezet. Net zoals ik ervan overtuigd ben dat, als het ooit komt, ook deze stad geen massatoerisme aan kan. Elk mes snijdt aan twee kanten.
Charme is iets tijdelijks en de wereld mag dan wel een dorp zijn: alles is mogelijk is niet hetzelfde als alles wordt beter. De enige constante: alles is voortdurend in verandering.
En niet elke overpeinzing op deze blog moet tot een conclusie leiden. Soms is overpeinzen alleen meer dan voldoende.
Massatoerisme nu de wereld een dorp is geworden, wat denken jullie daarvan?